Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

PALEOLITHICUM

betekenis & definitie

Oudste steentijdperk (-8000 v.C.). Sinds 1930 zijn sporen van zeer vroege menselijke beschaving aangetrofien op de zand- en veenstreken in het oosten en zuidwesten van Frl.

Het zijn herinneringen aan een nomadische, niet-Fr. rendierjagersbevolking, die hier toen zwierf over wijde toendravlakten Z. van de geweldige ijskap die Scandinavië bedekte. Verschillende nederzettingen, misschien winterkampen van jagers, die in de zomer de rendierkudden naar het noorden achterna trokken, zijn in O.-Frl. voor de dag gekomen. De belangrijkste te Ureterp (1943)Ze behoren tot de zgn. Hamburger cultuur, genoemd naar de vindplaats Meiendorf bij Hamburg, waar Rust e.a. opgravingen deden (van ca. 14 000 v.C.). Gevonden zijn kleine, fijn bewerkte vuurstenen werktuigjes (kerfspitsen, haken of krombekstekers, schrabbers, stekers, klingen), gebruikt voor het bewerken van rendiergeweien, het prepareren van huiden enz. Geen bijlen.

Onderzoekers: H. J. Popping, A. Bohmers en J. Siebinga.

Zie: Boeles II, 3-18; Een kwart eeuw Oudheidkundig Bodemonderzoek in Ned. (1947), 129-202.