Kornelis Jansz, de stamvader, was prediker te Dokkum van 1710 tot zijn dood (1750). Zijn zoon Jelle Kornelisz van 1739-ca. 1754 te Sint-Anna Parochie en Oudebildtzijl, een andere zoon Jan Kornelisz te Bolsward (1735-38) en te Workum (1738-82).
Zijn zoon Keimpe Jansz (Workum ca. 1745-Rotterdam 14.4.1810) stond te Makkum (1771-73) en Rotterdam (17731810). Zij waren alle lekeprekers, behalve de laatste.
Een andere, wrsch. niet verwante doopsgez. familie D. woonde te Giethoorn, waar velen van hen de gemeente als lekeprekers dienden. Harm Roelofs behoorde tot de verveners, die uit Giethoorn naar Tjalleberd kwamen en daar een doopsgez. gemeente oprichtten (1817).
Uit deze familie Freark D.Zie: Doopsgez. Jaarboekje (Assen 1918), 66; Menn. Encyclopedia 11 (Scottdale 1956), 4 e.v.
—, Frederik (Freark), kantoorbediende, journalist, chef-redacteur 'Drachtster Courant’ (Katlijk 2.7. 1924—). Schreef lyriek (Onder fjouwer eagen, 1946), waarin herinneringen aan gedwongen verblijf in Duitsland, verhalen en werk voor toneel: Dy't net weromkaem (1945), Rjochtdei (1953, Reinaert-bewerking), Dat wie doe (1955). zie Toneel.
Zie: A. S. Wadman, Fr. dichters (Leiden 1949), 56; Piebenga (1957), 186, 261, 275.