(Voorst 1817 - Voorburg 1908)
Studeerde theologie en filosofie in Utrecht (1835) en doorliep het Doopsgezind Seminarium in Amsterdam (1838). Doopsgezind predikant inTjallebert (1841) en Veendam (1850-1881, emeritaat).
Winkler Prins heeft op theologisch terrein weinig gepubliceerd; hij is vooral bekend geworden door zijn vele artikelen op het gebied van cultuur, onderwijs en wetenschap. Hij was van mening dat via de vooruitgang van de cultuur het Koninkrijk Gods zou komen. Geen bovennatuurlijke leiding of kerkelijk gezag bepalen de toekomst, maar vermeerdering van kennis. Tegen deze achtergrond schreef hij zijn levenswerk Geïllustreerde Encyclopaedie (zestien delen, 1868-1881). Hij verzorgde ook de tweede druk (1884-1888); door zijn hoge leeftijd kon hij de derde niet meer verzorgen, maar de encyclopedie draagt tot op heden nog zijn naam. Veelvuldig schreef hij gedichten voor de twee jaargangen van Braga (1842-1843).
Ook schreef hij een Handboek der aardrijkskunde (drie delen, 1859-1868). Behalve artikelen in landelijke tijdschriften en almanakken schreef hij over 'Groninger personen en zaken. Het ‘Veenkoloniaal Volkslied’ is van zijn hand, evenals een biografie van W.A. Scholten.
In navolging van Tolstoi was Winkler Prins principieel antimilitarist; op politiek terrein was hij liberaal, een volgeling van Thorbecke. In 1864 werd hij bij de verkiezingen, zonder zich kandidaat te hebben gesteld, gekozen tot afgevaardigde voor de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Winschoten; uit financiële overwegingen bedankte hij voor de eer. In Veendam richtte hij de Vrijmetselaarsloge ‘Het Noorderlicht’ op. Door zijn ijver werd in 1866 de Rijks-HBS in Veendam gesticht; in 1947 werd aan de school zijn naam verbonden.
Lit: G. van der Mark, Een bekende onbekende. Leven en werken van Anthony Winkler Prins (Veendam 1988).