Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Vierhuizen

betekenis & definitie

Gron.: Vaaierhoezen.

1. Dorp in de gemeente De Mame ten W. van Ulrum en ten N. van Zoutkamp. De borg Panser alhier is vermoedelijk in 1769 afgebroken. Met de bedijking van de Kerkvoogdijpolder kwam hier in 1927 een einde aan de visserij.

Van de gepleisterde hervormde kerk is het westelijk deel uit tufsteen opgetrokken; de kerk is later in de Middeleeuwen in baksteen naar het oosten verlengd. Een vrijstaande toren is in 1843 afgebroken en vervangen door een in het westelijk deel van de kerk ingebouwde toren. In de kerk zijn een preekstoel (rond 1630) en een in 1892 door de familie Van Oeckelen gebouwd orgel. Op het kerkhof bevinden zich veel graven met grafhekken, enkele gietijzeren ‘zerken’ en het uitvoerige verslag van de schaatstocht met de erop volgende liesbreuk en dood op de zerk van de 28-jarige Klaas-jans, 1787.

In de 16de eeuw tho Veerhusen en Vierhuysen. Korenmolen, camping.

2. Gehucht in de gemeente Delfzijl aan de Vierhuizerweg in de Polder Vierburen ten N.O. van Spijk; ten W. ervan ligt Tweehuizen aan de Tweehuizerweg.
3. Oude naam voor de buurt van de Visserstraat in de stad Groningen; deze heette vroeger Vierhuisterstraat.

Lit.: E. Westra, Vierhuizen van buitenaf gezien (Groningen 1997); Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 440448; J.W. Zonderman, Kerken met een leeuw in de gemeente Ulrum: Ulrum, Niekerk, Vierhuizen (Ulrum 1983) 5357; A.T. Schuitema Meijer, ‘Vierhuizen en de stichting van het Jacob en Annagasthuis’, GVA 1959, 47-56.

< >