(Groningen 1633 - Groningen 1719)
Studeerde filosofie in Groningen (1650), vervolgens theologie (tot 1655). Van 1655 tot 1657 maakte hij een buitenlandse studiereis. Daarna gereformeerd predikant in Haren (1657) en Groningen (1671-1719). Met zijn schoonvader Johannes Martinus en na diens dood alleen, werkte Trommius vanaf 1662 aan de beroemde concordantie op de Statenvertaling van de bijbel. In 1672 verscheen de concordantie op het Nieuwe Testament, in 1685 en 1691 verschenen de twee delen van de concordantie op het Oude Testament. Daarenboven schreef hij een verbeterde versie van de psalmberijming van Datheen (1695) en een strikt wetenschappelijke concordantie op de Septuaginta van het Grieks op het Hebreeuws (1718) en een historisch werk over de reductie van de stad Groningen (1694); in hetzelfde jaar hield hij in de Martinikerk ook de Jubeljaarspredikatie. Na zijn dood verscheen een door hemzelf geschreven levensbericht, Bevindingen van hem selven geduirende syn Levens-loop (1720).
Trommius werd door velen geëerd om zijn grote geleerdheid en werklust. Op 1 december 1717 ontving hij het eerste eredoctoraat van de Groninger universiteit.
Lit.: Biografisch Lexicon Geschiedenis Nederlands Protestantisme I, 381-382; S.D. van der Veen, ‘Abraham Trommius’, GVA 1905,1-37.