Een hoge waterstand door harde zeewind heeft ook in de Groninger geschiedenis regelmatig tot dijkdoorbraken en watersnoden geleid. Van de bekende stormvloeden is het zeker dat de Allerheiligenvloed (1570), de Sint-Maartensvloed (1686) en de Kerstvloed (1717) behalve veel schade ook een groot aantal mensen- en dierenlevens hebben geëist.
Voor 1570 geldt als meest betrouwbare een schatting van 4.000 à 5.000 slachtoffers, voor 1686 bijna 1.600 en 1717 meer dan 2.000.Afgezien van meldingen inzake 838 dateren de eerste berichten over stormvloeden in het gebied van de provincie Groningen uit de 12de eeuw, waaronder de Sint-Julianavloed (1164) en de Sint-Nicolaasvloed (1196). Enkele vloeden uit de 13de eeuw zijn beschreven door de abten Emo en Menko. Bij de Sint-Marcellusvloed (1219) zouden duizenden mensen verdronken zijn. Verder noemen zij 1220, 1221 en 1246 als overstromingsjaren; in 1257 moet het zeewater Woltersum hebben bereikt en in 1288 Garmerwolde. In 1287 zijn mogelijk 20.000 mensen omgekomen. De vloed van 1290 geldt als het begin van de vorming van de Dollard, nadat verveningen aldaar het maaiveld hadden doen dalen. Veel berichten over vloeden in de periode 1300-1500 zijn niet betrouwbaar, maar zware stormen met grote wateroverlast moeten er zeker zijn geweest.
In het begin van de 16de eeuw is vooral de Dollardregio herhaaldelijk getroffen. Na de Allerheiligenvloed (1570) volgde moeizaam dijkherstel, dat ettelijke keren teniet is gedaan door het watergeweld. In 1587 en 1588 stonden de Ommelanden weer blank en dit patroon herhaalde zich in te veel jaren om op te noemen, met name in 1643. De vloed van 1651 zorgde voor aanzienlijke schade bij de Eems en in 1665 liep het gehele Oldambt gevaar. In 1715 stonden veel polders onder water na een zware storm. Door de Kerstvloed (1717) bezweken bijna alle kustdijken.
Herstel vond plaats onder leiding van Thomas van Seeratt. Het bijeenbrengen van de benodigde gelden leidde in 1718 tot een volkstumult in Aduard. Sindsdien zijn de rampen van beperktere omvang gebleven. In 1825 was de materiële schade groot en in 1877 verdronken enkele tientallen mensen aan Groninger en Duitse zijde. De stormvloeden van 1906, 1916 en 1953 troffen de provincie Groningen niet. Wel kwam door de laatste de afsluiting van de Lauwerszee (1969) in een stroomversnelling.
[Koopmans]
Lit.: M.K.E. Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland [tot 1700]) (Assen 1971-1977); T. Ufkes, ‘De opstand in Aduard in 1718', GVA 1984-1985, 91-101; L Hacquebord en A.L. Hempenius, Groninger dijken op deltahoogte (Groningen 1990).