Als idee had dit begin jaren ’60 al aandacht gekregen als middel ter ontlasting van het Westen. Na 1965 werd deze spreiding ook gezien als instrument van het regionale stimuleringsbeleid.
In de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland (1966) werd dit type spreiding ook voor het Noorden aangekondigd. Mede op grond van de in die nota verwachte 20 miljoen Nederlanders in 2000 werd een actief bevolkingsspreidingsbeleid noodzakelijk geacht. Concrete plannen voor de spreiding van rijksdiensten werden in de Nota Noorden des Lands (1972) gelanceerd. In totaal zouden 16.000 arbeidsplaatsen naar het Noorden, Oosten en Zuiden worden gespreid, waarvan 6.500 in de periode tot en met 1978. In 1974 werd besloten tot overplaatsing van de Centrale Directie van de PTT naar het Noorden. Deze overplaatsing zou zowel voor een kwantitatieve als voor een kwalitatieve werkgelegenheidsirnpuls zorgdragen (hoog gekwalificeerd personeel, sterke groeimogelijkheden).
Grote weerstand bij betrokken ambtenaren naast problemen met de overplaatsing van de Centrale Directie deed alles zeer moeizaam verlopen. Aantallen te spreiden werknemers werden verlaagd, termijnen werden niet gehaald. Het nieuwe kantorencomplex werd op 12 juni 1990 officieel geopend.Van de andere naar Groningen gespreide rijksdiensten noemen we: het Depot technische specialisten naar Appingedam (1967), de Afdeling rijksstudie-toelagen naar Groningen (1970), de Typekamer naar Winschoten (1971), de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer naar Groningen (1972) en de afdeling Voertuigdocumenten van de Rijksdienst voor het wegverkeer naar Veendam (1973). Enkele gespreide diensten zijn intussen al weer verdwenen of zijn onderdeel van intussen geprivatiseerde diensten, zoals de afdeling studietoelagen (IGB). Ook KPN spreekt in Groningen niet meer over hoofdkantoor.
Begin jaren ’70 (o.a. Oriënteringsnota, 1973) werd de bevolkingsprognose voor 2000 bijgesteld op maximaal 16 miljoen inwoners. Met de Derde Nota werd in feite het spreidingsbeleid beëindigd. En toen in de jaren ’80 sprake was van ‘regio’s op eigen kracht’, verviel daarmee het streven naar spreiding.