1. Wijk in de stad Groningen, genoemd naar:
2. De benedictijnenabdij Siloe, gewijd aan de H. Catharina. Dubbelklooster met overwegend vrouwen; waarschijnlijk gesticht op een voorwerk van het klooster Ruinen (Drenthe) tussen 1207 en 1215. Gesticht op de wierde Selwerd, ligt nu ten N. van het Van Starkenborghkanaal, in de hoek met de Winsumerstraatweg (boerderij Grootklooster). De eerste vermelding dateert van 1254: een uitspraak in een geschil waarbij Ruinen betrokken was. Het grondbezit bedroeg rond 1.500 ha, afgezien van een groot deel van het Zuidlaarderveen. De 15de eeuw was een bloeiperiode onder leiding van abt Hendrik Vries, die aansluiting zocht en vond bij de Congregatie van Bursfeld. In deze tijd ontwikkelde zich een scriptorium, waar ook in opdracht geschreven werd. Voor het klooster zelf werd een cartularium samengesteld, terwijl abt Robert van Keulen in 1517 Die costelike scat der gheestdijker rijcdoem van zijn hand Het uitgeven. Rond 1500 was het klooster middelpunt van de strijd van de hertogen van Saksen tegen Groningen.
De laatste abt Hendrik Lontzenius stelde een rationale, een rekenboek, samen. Deze abt vestigde zich in 1584 met zijn kloosterlingen in het Vrouw Siwenconvent en speelde een belangrijke rol in de laatste politieke fase vóór de Reductie. Het klooster lag binnen het bisdom Münster. Het stadshuis bevond zich in de Ebbingestraat WZ te Groningen.
Ten W. van het klooster stond tot 1337 het steenhuis van de heren van Selwerd (‘kasteel van Selwerd’), gerechtigd tot de prefectuur van de stad. Na een conflict met Groninger kooplieden in het genoemde jaar werd het huis door de laatsten ingenomen en afgebroken. Het borgterrein, ‘de Huppels’ is nog in het land herkenbaar.
Voor het gerecht Selwerd: zie onder Gorecht.
3. Dorpswierde met boerderijen vlak ten Z. van het dorp Oldehove.
Lit.: F.J. Bakker, R.I.A. Nip en E. Schut (red.), Het Rekenboek van abt Lontzenius van Selwerd (te verschijnen in 1999); R. Nip, ‘De bewoners van het Groninger Benedictijnerklooster Selwerd’, Driemaandelijkse Bladen 41 (1989) 33-58; C.E. Dijkstra, ‘De ondergang van het Kasteel Selwerd’, GVA 1972-1973, 24-30; J.G. Rijkens, ‘Iets over het oude Harssens, Beym en Selwert’, Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak 14 (1841) 12-37.