Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Liberalisme

betekenis & definitie

Tegen het midden van de 19de eeuw kwamen in het Oldambt en op het Hogeland welvarende en verlichtingsgezinde hereboeren steeds meer in verzet tegen de veronachtzaming van hun economische belangen en hun politieke uitsluiting. Zij raakten het liberalisme toegedaan en eisten samen met welgestelde, handeldrijvende burgers een grotere stem in het openbaar bestuur.

Na de grondwetsherziening van 1848 bepaalden deze liberalen decennialang het politieke aanzien van Groningen. Op basis van het beperkte censuskiesrecht domineerden zij de gemeenteraden en Provinciale Staten. In de Groninger kiesdistricten vaardigden zij uitsluitend liberale vertegenwoordigers naar de rechtstreeks verkozen Tweede Kamer af. Tegen het einde van de 19de eeuw begon deze liberale hegemonie af te brokkelen als gevolg van de uitbreiding van het kiesrecht en de opkomst van andere partijen. In de in 1885 opgerichte Liberale Unie zorgde de ‘sociale kwestie’ ook voor verdeeldheid. In Groningen was de Unie onder invloed van een aantal progressief-liberale hoogleraren meer vooruitstrevend gezind. Toen in 1901 de linkervleugel van de Unie zich losmaakte en de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) vormde, vond deze hier veel weerklank.De invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging en het algemeen kiesrecht voor mannen bij de in 1917 (in 1919 ook voor vrouwen) werkte in het voordeel van SDAP en ARP en maakte een einde aan de liberale signatuur van Groningen. De VDB wist zich niettemin redelijk te handhaven en was in Groningen relatief veel sterker dan elders. De Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond (LSP), waarin de Liberale Unie en enkele behoudende groeperingen in 1921 waren opgegaan, werd in het interbellum in Groningen electoraal gehalveerd.

Na WOII ging de VDB op in de Partij van de Arbeid (PVDA). De LSP werd omgedoopt tot Partij van de Vrijheid. In 1948 vormde deze samen met ontevreden vrijzinnig-democraten uit de PVDA de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Tot het einde van de jaren ’60 waren de liberalen in Groningen electoraal sterker dan in de rest van het land, alhoewel het verschil steeds kleiner werd. Begin jaren ’70 kwam het keerpunt, toen de VVD voor het eerst onder het nationale gemiddelde uitkwam. Waar de partij elders profiteerde van de ontzuiling in met name de katholieke bevolkingsgroep, merkte zij hiervan in Groningen veel minder omdat hier betrekkelijk weinig katholieken woonden.

Daarnaast kreeg de VVD concurrentie van het links-liberale D66. Ook met zijn tweeën bleven zij achter bij de rest van het land. In 1996 verdween na anderhalve eeuw ook het symbool van de vroegere dominantie van het Groninger liberalisme, de liberale Commissaris der Koningin, H.J.L. Vonhoff (VVD), die werd opgevolgd door J.G.M. Alders (PVDA).

Zie ook verkiezingen.

Lit.: A.F. Meilink, ‘Van liberalisme naar radicalisme, 1848-1940’ in: Formsma, Historie, 457-478; G. Voerman, (red.), Het liberalisme in Groningen (Groningen 1995); M. Mulder, Een broertje dood aan de regenten. Drie decennia D66 in de stad Groningen (Groningen 1998).

< >