(Graft 1906 - Delfzijl 1992)
Hervormd predikant, evenals zijn vader. Wijdde een groot deel van zijn leven aan de bevordering van de Groninger taal en cultuur, waarvoor hij een bijzondere liefde koesterde. In zijn jongenstijd vestigde het gezin zich te Winschoten, waar hij het Gronings ‘op straat’ leerde. Hij studeerde theologie in Leiden. Achtereenvolgens was hij predikant te Oterdum/Heveskes (1932-1935), Oude Pekela (1935-1939), Eelde (19391961) en Loppersum (1961-1971). In Loppersum bleef hij na zijn emeritaat wonen. Hij promoveerde in Groningen op Het Christelijk Onsteifelijkheidsgeloof (1955).
De verdiensten van Van Leeuwen op het gebied van de Groninger cultuur zijn veelvuldig en veelzijdig. Als kenner van de Groninger literatuur hield hij regelmatig radiovoordrachten voor de RONO (begin jaren ’70). Zelf schreef hij een aantal eenvoudige, maar warm-menselijke gedichten, die hij voor een deel uitgaf in zijn bundel Lopster Laidjes. Zijn bundel Sprokkelholt (1978) omvat een verzameling van duizend Groninger gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen. Proza publiceerde hij in Drij Kerstverhoalen (1980). Zijn voornaamste werk is Geschiedenis van de Groninger literatuur (1984), een kroniek van de belangrijkste Groninger dichters en schrijvers en hun werk.
In 1974 kwam de Stichting ’t Grunneger Bouk tot stand, die als doel had de belangstelling voor en het uitgeven van boeken in het Gronings te bevorderen. Van Leeuwen was medeoprichter en tot 1989 bestuurslid. Daarnaast was hij redactielid van de periodieken Oet Boukenkist en Toal en Taiken en werkte hij mee aan het Maandblad Groningen. Hij was voorganger in Grunneger Dainsten. Ook was hij actief in commissies voor de vertaling van bijbelfragmenten, psalmen en gezangen. Samen met zijn vrouw richtte hij de ‘Lopster Avondmuziek’ op.
In 1987 ontving Van Leeuwen de K. ter Laanprijs van de Stichting ’t Grunneger Bouk.
[Visscher]
Lit.: J.J. Boer, ‘Dr. Pieter Jan van Leeuwen (1906-1992)’, Toal en Taiken 10 (1992).