Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Lauwers

betekenis & definitie

1. Riviertje op de grens van Groningen en Friesland dat met een brede mond uitkwam in de Lauwerszee, de oude scheiding van de bisdommen Utrecht en Münster.

Sinds de 14de eeuw werd het gebied rond de benedenloop ingepolderd, met een voorlopige afsluiting in 1876, toen het Reitdiep werd afgedamd bij Zoutkamp.De waterloop beneden Stroobos is vergraven tot een vaart. Vooral de monniken van Gerkesklooster hielpen druk mee aan de inpolderingen; vandaar ook de naam Munnekezijl. De bovenloop van de Lauwers ten Z. van Surhuisterveen was de afwatering van de hoogveengebieden op de grenzen van Friesland, Groningen en Drenthe. Het oude tracé was begin 18de eeuw nog zichtbaar, maar is sedertdien door de vervening in dit gebied geheel verdwenen. Het grensverdrag tussen Friesland en Stad en Lande werd in 1724 getekend.

De Lauwers is als rivier van geen betekenis meer, maar de benedenloop brengt door de Friese Sluis bij Zoutkamp een belangrijk deel van het water van de Friese Boezem op het Lauwersmeer. Een ander deel daarvan loopt in Friesland zelf door de Dokkumer Nieuwe Zijlen.

2. Zeegat in de Waddenzee tussen Simonszand enerzijds en Rottumerplaat en Boschplaat anderzijds; ervóór de zgn. Gronden van de Lauwers, al onderdeel van de Noordzee. Oude monding van de rivier de Lauwers, nu geheel verzand én door het zich oostwaarts verplaatsen van de waddeneilanden ook veel verder oostwaarts gelegen dan het riviertje zelf.

Lit.: D. Kloppenburg, ‘De Lauwers’ in: GE I, 424-427: W.W. Buma, Schiermonnikoog de Lauwers, de Schotbalg (z.p. 1872): M. Schroor, 'Tusken Lauwers en Linde. De grinsen fan Fryslan met Grinslan, Drinte en Oerisel, benammen yn de 18de ieu’, It Beaken 52 (1990); R. Westerhoff, Eenige bladzijden betrekkelijk de geschiedenis van Schiermonniken-oog en van de Lauwers (z.p. 1870).

< >