Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Kinderen, waar komen ze vandaan?

betekenis & definitie

Om maar niet te hoeven vertellen hoe het echt in elkaar zit, hadden Groninger volwassenen tot na WOII op de vraag van kinderen waar ze vandaan komen een reeks traditionele antwoorden paraat. Ze komen uit een boom (de Dikke Boom in ’t Slochter Bos, de Bavvelder boom aan de weg van Baflo naar Tinallinge of een boom in het Van Swinderens bos bij Noorddijk), van onder een kindersteen bij de Kromme Kolk bij Leek, de kerkmuur te Haren of de toren van Ezinge, uit de Waalput in het wijde van de Herestraat in Groningen (tot 1866, toen deze werd afgedekt), uit een boeskool (witte kool), of, in het Oldambt en op het Hogeland, van achter de dijk uit zee.

In Weiwerd zei men dat een wottergaist achter de diek ze bracht. Ook kon de dokter ze meebrengen in zijn dokterstas of de baker ('t wief mit hoorns of pophoalster) ze bezorgen. De ooievaar als kinderbrenger is van latere datum en is komen overvliegen uit Duitsland.Lit.: Ter Laan, Volksleven II, 29,76,78,190; O. Haverkamp, Als 't kindje binnenkomt... (Naarden 1947).