(Uithuizen 1879 - ’s-Gravenhage 1971)
Beeldhouwer en medailleur. Werd bij zijn geboorte abusievelijk ingeschreven als Frederika Engelina. Leerling van Academie Minerva (1894-1895), de Rijksnormaalschool (1896-1899) en de Rijksacademie (o.l.v. de beeldhouwer Ferdinand Leenhoff), beide te Amsterdam. Hij studeerde in 1901 in Rome bij Pier Pander en behaalde in 1902 de Prix de Rome. Jeltsema volgde in Parijs lessen bij de medailleur Jules Chaplan (1904-1905) en verwierf als penningkunstenaar internationale faam. Hij maakte diverse medailles en plaquettes voor leden en verwanten van de familie Mesdag (o.a. t.g.v. de gouden bruiloft van H.W.
Mesdag en S. van Houten in 1906, t.g.v. de 80e verjaardag van H.W. Mesdag in 1911, portretpenningen van Geesje Mesdag-van Calcar en van haar moeder). Geesje Mesdag protegeerde Jeltsema en liet onder meer een atelier voor hem bouwen in de tuin van haar huis. Hij maakte ook monumentale beelden (o.a. voor Johan de Witt in ’s-Gravenhage, 1914-1918).
Lit.: W.F. van Eekelen, ‘Nederlandse makers van penningen 21. Fré Jeltsema’, De Beeldenaar 6, afl. 4 (1982) 152-160; P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880 (’s-Gravenhage 1981) 249.