Gron.: Delfziel,
1. Gemeente in Noordoost-Groningen aan de monding van de Eems; opp. 133,52 km2 met 30.016 inwoners (1998). Bij de gemeentelijke herindeling van 1990 werden aan de bestaande gemeente Delfzijl de gemeenten Bierum en Termunten toegevoegd. Het gemeentebestuur zetelt in Delfzijl. De gemeente omvat de volgende dorpen en gehuchten:
a. in de voormalige gemeente Bierum: Bierum, Godlinze, Holwierde, Krewerd, Spijk, Arwerd, Dekkershuizen, Hoogwatum, Langerijp, Losdorp, Lutjeburen, Nansum, Nieuwstad, Nijenklooster, Nooitgedacht, Oldenklooster, Polen, Tweehuizen, Uiteinde en Vierhuizen;
b. in de voormalige gemeente Delfzijl: Amsweer, Biessum, Delfzijl, Farmsum, Heveskes, Meedhuizen, Oterdum, Uitwierde, Weiwerd, Geefsweer, Opmeeden, Oterdumerwarven, Schaapbulten en Zomerdijk (ged.);
c. in de voormalige gemeente Termunten: Borgsweer, Wagenborgen, Woldendorp, Termunten, Termunterzijl, Baamsum, Dallingeweer, Fiemel, Grijzemonnikenklooster, Kopaf Lalleweer, Lesterhuis, Wartumerklap en Zomerdijk (ged.).
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 1998 was de uitslag: PVDA 37,0%, CDA 19,4%, VVD 16,7%, SP 9,7%, GPV/RPF 6,3%, D66 5,8% en Groen Links 5,1%. De 23 raadszetels werden als volgt verdeeld: PVDA negen, CDA vijf, VVD vier, SP twee, GPV/RPF één, D66 één en Groen Links één.
In de vroegere gemeente Delfzijl overheersen de industrie, het havenverkeer en de dienstensector, in de overige twee de akkerbouw, in Termunten tevens enige visserij.
2. Havenstad in de gelijknamige gemeente aan de Eems, qua omzet de derde buitenhavenvan Nederland. Omdat het Damsterdiep voor grote(re) schepen ongeschikt bleek, werd in 1876 het Eemskanaal tussen Groningen en Delfzijl gegraven, waardoor deze laatste de voorhaven werd van Nederlands grootste binnenhaven, met invoer van hout, chilisalpeter, granen en steenkolen en uitvoer van aardappelmeel, aardappelen, ijzeraarde en strokarton. Als overslaghaven ontwikkelde Delfzijl zich vervolgens verder door de aanleg van de spoorlijn Groningen-Delfzijl in 1884. In Delfzijl en Farmsum kwamen op: scheepsbouw, visserij, tichelwerken, houtzagerijen, carrosseriebedrijven, landbouwwerktuigen en metaalnijverheid. Door de vondst van bodemschatten in de omgeving, aardgas en kalizouten, ontstonden belangrijke soda-, zout-, aluminium-, methanol-, alcoholmelasse- en andere chemisch-technologische industrieën. Mede hierdoor veranderden de import- en exportproducten: óók invoer van industriële grondstoffen, papier en cellulose en dito export van zout en soda. Met name door de zoutwinning, de gasbel bij Slochteren en de aluminiumindustrie is Delfzijl als plaats sterk uitgebreid en gemoderniseerd. Zie ook Havenschap Delfzijl/ Eemshaven.
Delfzijl ontstond in de 13de eeuw bij drie zijlen = uitwateringssluizen in de Delf (nu Damsterdiep): de Dorpster-, Slochter- en Scharmerzijl. Vóór de stichting van Delfzijl geschiedde de afwatering van Fivelgo via Delf, Fivel en door andere lokale spuipunten. Vóór 1317 bestond al een zekere organisatie op dit gebied, waarbij vooral de lage wolden van Fivelgo betrokken waren. De jongste van de drie oude sluizen, de Dorpsterzijl, is van 1272. De naam Delfzijl komt het eerst voor in 1303. Te Delfzijl stichtte graaf Edzard van Oost-Friesland in 1499 een blokhuis.
Dit stond er nog in 1530, toen Maarten van Rossum er een bezoek bracht in dienst van Karel van Gelre. Toen in 1536 Groningen overging naar Karel V, eiste de stad dat de Delfzijlster vestingwerken werden geslecht.
In 1568 bracht graaf Lodewijk van Nassau versterkingen aan. Alva bezichtigde ze; hij vatte het plan op om van Delfzijl een grote versterkte stad ‘Marsburg’ te maken. Deze vesting zou Delfzijl en Farmsum omvatten. Maar de stad Groningen wist die plannen te voorkomen; in 1577 werden zelfs alle vestingwerken gesloopt.
Daarna kwam Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland, die aan J. van den Kornput opdracht gaf de plaats opnieuw te versterken; aan Van den Kornput heeft Delfzijl zijn huidige vorm te danken. In 1591 veroverde Maurits de vesting; in 1594 beproefden de Spanjaarden herovering vanuit Groningen, maar ze werden teruggeslagen. Toen Maurits Delfzijl ingenomen had, liet hij duizend gravers en andere werklui komen, zelfs uit Oost-Friesland. De stad Groningen maakte zich hier zorgen over; men vreesde dat de Engelsen er hun stapel zouden vestigen. De burgemeesters lieten een brief uitgaan aan hun afgezanten bij Parma, Ubbena en Willem Sandt: ‘Nu nadert onze algehele ondergang, bederf en verwoesting.’ Men vreesde in de stad te vervallen tot een ‘neringloze staat’. De stadsregering liet de koninklijke stadhouder der Nederlanden, de hertog van Parma, om hulp vragen, om Delfzijl te veroveren en het werk daar te vernielen; de brief is echter niet verzonden, omdat de afgevaardigden al op de terugreis waren.
Delfzijl was de Nederlandse haven, als Holland en Zeeland door oorlogsomstandigheden niet veilig waren. In 1705 viel de Groenlandse vloot van 96 zeilen Delfzijl binnen met 1.100 walvissen, dit uit vrees voor de Franse oorlogsvloot.
Ten tijde van de Republiek was Delfzijl een vesting met zes bolwerken. De dekking aan de havenkant was een muur, waarin de Waterpoort. Op 19 januari 1795 kwamen de eerste Fransen in Delfzijl; in 1799 is de grote kazerne gebouwd. Baron Chassé en Cort Heiligers dienden er als kapitein. Napoleon achtte Delfzijl van het grootste belang; er konden veertig oorlogsschepen op de rede liggen. Hij gaf bevel tot het aanleggen van nieuwe werken tegen Engeland.
In 1813 lag in Delfzijl een Franse bezetting van 1.400 man, onder bevel van kolonel Maufroy. De vesting werd op 14 november 1813 ingesloten door Pruisen, Kozakken en de Nederlandse landstorm. De Fransen gaven zich pas over, toen het voor hen vaststond dat Napoleon afstand van de troon gedaan had (23 mei 1814). Delfzijl was de laatste Nederlandse plaats die door de Fransen verlaten werd; op 24 mei werd de stad plechtig in bezit genomen door G.W. van Imhoff, de Gouverneur van Groningen. De vesting is in 1876 ontmanteld.
De hervormde kerk is in 1830 gebouwd ter vervanging van een oudere kerk, die in de Franse tijd werd vernield. De korenmolen ‘Adam’ (1795) werd in 1875 herbouwd. De karakteristieke bebouwing van de voormalige vesting is door rigoureuze moderniseringen na WOII geheel verloren gegaan.
Delfzijl is een regionaal verzorgingscentrum op economisch, medisch en onderwijsterrein; o.a. ziekenhuis Delfzicht en de Zeevaartschool Abel Tasman (1856). Museum Aquariom heeft een zeewateraquarium, een schelpenshow en het meest noordelijk gevonden hunebed. De damwand aan weerszijden van de Waterpoort (1833) is beschilderd door de Groningse kunstenares Heleen van der Tuin en is de langste Nederlandse wandschildering. Op de zeedijk staat een monument (1922) voor 38 omgekomen loodsen. Aan het Tuikwerderrak staat een beeld van Maigret; George Simenon schreef zijn eerste Maigretroman Crime en Hollande (1929) in Delfzijl. De laatste jaren maakt Delfzijl furore met de Sail-manifestaties; de laatste werd in 1998 georganiseerd onder de naam Delfsail ’98.
Schimpnamen voor de inwoners: Klokkedaiven, Kraben, Strandjutters en Jutters.
Lit.: P. de Greef, Delfzijl-Farmsum, door een oude en nieuwe lens gezien (Groningen 1998); F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945; een terugblik op vijf jaren oorlog en bezetting (Bedum 1995); P. Franke, Delfzijl en Farmsum toen en nu (Ljubljana 1995); P. de Greef, Zo is Delfzijl (Groningen 1986); P. de Greef, Nostalgisch gezicht Delfzijl (Groningen 1984); H.J. Geertsema, Delfzijls geschiedenis in een notedop (Delfzijl 1982); S. Linning, Delfzijl, veranderd gezicht 1900-1980 (Groningen 1980); H. Geertsema, J.B.
Bronsema en C. Roggenkamp, Rondom de Delfzijlen; zwerftochten door het verleden van heerlijkheid, fortresse, havenstad en gemeente (Winschoten 1978); H. Geertsema, Delfzijl in oude ansichten (Zaltbommel 1973-).