Voor WOI reden de eerste bussen al in de provincie Groningen. Vaak waren dit lokale ondernemers, die een bus bezaten en er een of meer diensten mee uitvoerden.
De eerste was de Noordelijke Auto-Omnibusdienst Usquert-Onderdendam-Groningen (1912). Concurrentie was er in die tijd ook al:zo moest Van der Ploeg zijn stadsdienst in Groningen in 1924 staken onder druk van de gemeente. De gemeentetram had namelijk zijn eigen autobusdienst opgericht en in het stadsverkeer werd één bedrijf genoeg bevonden. Van der Ploeg week uit naar Hoogezand, noemde zijn bedrijf in 1925 Groninger Autobus Dienst Onderneming (gado) en reed op de lijn GroningenHoogezand-Zuidbroek-Winschoten. Dit was het begin van een succesvolle onderneming, die het uiteindelijk 75 jaar heeft uitgehouden. Tussen 1928 en 1965 kende de stad Groningen naast tram en bus ook een trolleybuslijn. Groningen was hiermee een pionier in Nederland.
Veel andere bedrijven hielden het minder lang uit, ook omdat in 1926 het vergunningenstelsel werd ingevoerd. Ieder bedrijf moest aan een aantal regels voldoen. Lukte dit, dan kreeg het bedrijf concessie voor een of meer
vaste routes. Kleine ondernemers gaven het hierdoor op, nieuwe bedrijven werden opgericht. In de verschillende regio’s waren diverse bedrijven actief. Zo reed de Marnedienst in Noordwest- en Noordoost-Groningen, de Damster Auto Maatschappij (dam) rondom Appingedam en langs het Damsterdiep, Klooster en Deiman in de regio Winschoten, Bergman vanuit Ter Apel en Elema-Stollenga’s Autodiensten (esa) vanuit Marum in het grensgebied van Groningen-Friesland-Drenthe. Dit zijn slechts enkele namen uit een groot aantal bedrijven.
De oorlogsjaren waren bijzonder moeilijk voor de autobusbedrijven: vorderingen, vernielingen en brandstoftekorten zorgden ervoor dat weinig bussen reden. Veel bedrijven startten in 1945 met maar een paar bussen. Dankzij noodbussen (de Engelse ‘bellewagens’, omgebouwde brandweerauto’s en Amerikaanse schoolbussen) kwam het busverkeer weer op gang. In de jaren vijftig en zestig begon langzaam maar zeker ook een standaardisering van het autobusmateriaal. Veel bussen bouwen van eenzelfde type betekent goedkopere bussen in de aanschaf. Vanaf midden jaren ’60 kregen de autobusondememingen te maken met toenemende verliezen, dit onder meer door de toenemende motorisering.
Veel regionale busbedrijven werden overgenomen door de gado: de Marnedienst in 1954, Gronings-Drents Snelvervoer in 1958 en de dam in 1970. De ESA uit Marum werd ten slotte in 1979 overgenomen door de Friese Autobus Maatschappij.
Door schaalvergroting en gedwongen door verregaande bezuinigingen veranderde het busbedrijf. Bovendien heeft de overheid zich teruggetrokken ten gunste van de privatisering. Zo is het mogelijk geworden dat in 1999 alle vervoer per bus in heel Noord-Nederland door het Engelse arriva wordt uitgevoerd.
[Timmer]
Lit.: A. Buursema e.a., Met bus, trein en tram door ’t Wold en 't Oldambt (Bedum 1996): J.S. Giezen, Leekster Tak en andere vervoerders. Drachten, Leek, Groningen, Oosterwolde, Assen (Bedum 1992): J.S. Giezen en J. Harmsen, 60 Jaar ESA.
Elema-Stollenga’s Autodiensten NV (Bedum 1990); J.S. Giezen, Marnedienst. Hogeland, Groningen (Bedum 1990): J.S. Giezen, Damster Auto Maatschappij, 50 Jaar personenvervoer door de naamloze vennootschap Damster Auto Maatschappij (DAM) in het noordoosten van de provincie Groningen (Bedum 1989); K.H.M. Derks, Autobussen. Overzicht streek- en stadsvervoerbedrijven (Alkmaar 1985); H.
Volker, De CADO op weg 1925-1985 (Groningen 1985); J. Mulder, Tram en bus rondom de Martini (Leiden 1970).