Ouders treden, begrijpelijk, het meest op in puberteitsdromen, waarin zij de noodzaak van innerlijk losmaken, vrij worden, symboliseren, maar ook de nog bestaande innerlijke aihankelijkheid en het gebrek aan zelfstandigheid. Als de dromer zijn ouders hun natuurlijke positie niet gunt, verschijnen moeder en vader bij wijze van compensatie in overtreffende vorm.
Blijven deze ‘uitvergrote’ gedaanten nog in de dromen van reeds lang volwassenen een rol spelen, dan moet de relatie met en tot de ouders serieus worden onderzocht.
Ook in tijd van nood en onder benarde omstandigheden keren de ouders in de droom terug. Het onbewuste zoekt raad, hulp en bescherming bij hen. De dromer heeft de behoefte weer - zoals destijds als kind in de armen van zijn vader of aan de borst van zijn moeder te vluchten om sterkte en troost te zoeken.
zie Moeder.
zie Vader.
