bos. 'n fossien − een handvol, b.v. hooi, een fotsien (Meppel). war: 't garen zit in de fos (Borger). slordige vrouw (Rolde, Eelde), smeertoet, foshakke − slons; dei neit oet 't stee kan komen (Gnijveen), eene met korte beenen en lange rokken (Annen).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk