Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

hiv (humaan immunodeficiëntievirus)

betekenis & definitie

Het virus waardoor iemand de ziekte aids krijgt (uitspraak: hif, haa-ie-VEE).

Dit virus kan het lichaam binnenkomen door lichaamsvocht (bloed, zaad) van iemand die ermee besmet is. Het woord ‘immunodeficiënt’ betekent dat het afweersysteem het niet doet zoals het hoort. Dit virus schakelt witte bloedcellen (leukocyten) uit. Daardoor kan je lichaam niet meer vechten tegen bacteriën, virussen, schimmels, parasieten en kankercellen.

Besmetting met hiv gebeurt ongemerkt bij onveilig vrijen, vooral wanneer iemand van voor of vanachter wordt geneukt, en bij het spuiten van drugs met een naald die eerder is gebruikt door iemand die al hiv in het bloed heeft. Een virus zie je niet en je merkt het niet als je iemand ermee besmet of juist ermee wordt besmet.

Kijk ook bij aids, seropositief, seronegatief, seksueel overdraagbare aandoening, veilig vrijen.