(in Groninger pelmolens) Emmer, gemaakt van linden- of kastanjehout, met twee ijzeren banden rondom en met een lang, trapvormig hengsel. Diende om de gepelde gerst in op te vangen en verder te transporteren van veurloper naar noaloper of van noaloper naar görtzeef. Hij stond onder de opening in de pelkuip op de pelzolder.
De schootemmer was in gebruik vóór de komst van de elevator (Jacobsladder). Zie ook: hengselmaat.