De leden van een religieuze orde of congregatie dragen of droegen identieke kleding, in materialen, maten en gebruik voorgeschreven in de statuten. Bij inkleding en professies werd het kloosterkleed gezegend. Aan de religieuze kleding zijn de kenmerken van orde of congregatie afleesbaar.
Binnen elke groep waren verschillen zichtbaar in de kleding van postulanten, novicen en geprofesten en binnen elke groep werden aan de onderdelen van de kleding betekenissen gehecht. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd de religieuze kleding veelal gemoderniseerd, aangepast of geheel afgeschaft, waarbij dan een borstkruisje of een in de revers gedragen kruisje nog slechts herinnerde aan de oude dracht. Voor de algemene onderdelen van kloosterkleding, beperkt tot de zichtbare delen.