Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

apsissen

betekenis & definitie

In een kerk: nisvormige sluiting van een koor, schip (ook aan de westzijde), dwarsarm, zijbeuk of zijkapel, naar de schelpvorm van de overkluizing ook (zie) concha genoemd, op de plattegrond van een halve cirkel of halve veelhoek opgetrokken. Naar het voorbeeld van de Romeinse basilica forensis, waar de rechter in de (zie) exedra zetelde, stond hier in de vroegchristelijke tijd de bisschopszetel achter het altaar. De apsis kon, als een echte nis, in de muur zijn uitgespaard en ook op andere wijze (zoals vaak in Syrië en Afrika) uitwendig niet zichtbaar zijn.

Drie- en vijfhoekige ommetseling van het halfrond komt voor (Ravenna; Utrecht, Pieterskerk c. 1050). In de romaanse tijd wordt de apsis vaak ingeleid door een (vierkante) koortravee. Zie tekening gebonden stelsel.

Als de ruimte omvat wordt door een (de gotiek kenmerkende) polygonale sluiting, spreekt men eveneens van apsis. Onder de oudste (in- en uitwendige) veelhoekige apsissen (XI) zijn die van de Stiftskerk te Wimpfen im Tal aan de Neckar en Zülpich (Rijnland). (zie) klaverbladvormige plattegrond. In m.e.

L. betekent apsis vaak zijbeuk en overwelfde ruimte.