In Nah. 3 : 8 wordt melding gemaakt van No-Amon (Staten-Vertaling naar Vulgata ten onrechte: No de volkrijke), „dat aan de stroomen lag, van water omringd, welks bolwerk de plas was, welks muren de wateren waren”, wier kracht Ethiopië en Egypte waren. De stad is „in ballingschap gegaan”, „de kinderen verpletterd aan alle hoeken der straten”.
In Jer. 46 : 25 wordt met straf bedreigd „ Amon van No”. Indien dit niet een verschrijving is van „NoAmon”, wordt hier de stadsgod genoemd in plaats van de stad zelf.
In Ezech. 30 : 14—16 wordt driemaal van een Egyptische stad No gesproken, die met Syene en Zoan des Heeren gramschap zal ervaren.In alle drie gevallen wordt met dit No dezelfde Egyptische stad bedoeld. De Grieken kenden haar eerst onder den naam Thebe, later onder dien van Diospolis. De Egyptenaren zelf noemden haar Wiset of zonder meer Nwt= „de stad”, welke naam het eerst onder de 21ste dynastie (pl.m. 1000) voorkomt. Dit Nwt werd later uitgesproken als No of Ni. Het eerste vinden we bij Israël, het laatste bij Assyrië. De stad was het centrum van den dienst van Amen of Amon, den oorspronkelijk zuiver localen God van Thebe, die met den bloei zijner stad de attributen van alle groote góden usurpeerde en onder den naam Amen-rë beschouwd werd als „de koning der góden”. Vandaar de combinatie No-Amon, wat in de Grieksche vertaling van het Oude Testament wordt weergegeven door Diospolis, stad van (den oppergod) Zeus.
Oorspronkelijk niet meer dan een landstadje, wordt Thebe voor het eerst voor korten tijd onder de 11de dynastie (pl.m. 2100 v. Chr.) Egypte’s hoofdstad. Haar eigenlijke grootheid begint echter eerst met de verdrijving der Hyksos en de opkomst van „het nieuwe rijk” onder de 18de dynastie (pl.m. 1580 v. Chr.). Door haar koningen en door meerdere der 19de en 20ste dynastie werd Thebe versierd met tempels en paleizen, die de bewondering der oudheid gaande maakten en Homerus deden spreken van het „honderdpoortige Thebe” (Ilias IX 382). Haar heerlijkheid hield ook nog stand toen Amen’s hoogepriester zich koning van Egypte maakte (21ste dynastie, 1090—945 v.
Chr.), hoewel hij in Noord-Egypte niet als zoodanig werd erkend. Maar sindsdien gaat het berg af. De herhaalde belegeringen in de oorlogen tusschen de Ethiopiërs en Assyriërs maken haar rijkdom tot buit en haar bewoners tot slaven. Ten slotte viert de Perzische koning Cambyses zijn moedwil aan haar bot (525 v. Chr.). Dan vervallen haar paleizen en tempels ondanks de pogingen van sommige Ptolemeën om het oude in stand te houden. Een geweldige aardbeving schudt alles dooreen en maakt Thebe tot een ruïnenstad, gelijk ze nu nog is.
Het eigenlijke Thebe lag op den rechter Nijloever ter plaatse van het huidige Karnak, terwijl het huidige Loexor (verwording van el-oeksoer, „de paleizen”) het havenkwartier schijnt te hebben uitgemaakt. (Zie : Langs Nijl en Jordaan, Den Haag, 1926, bl. 81-101).