Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Merens

betekenis & definitie

I. Lucas Merens, geboren in 1795, overleden 9 Augustus 1863, was achtereenvolgens predikant in de Nederlandsch Hervormde Kerk te Woudenberg (1817), Edam (1819), Delft (1820) en sinds 1822 te Utrecht.

Van de 46 jaren, welke hij als predikant werkzaam is geweest, heeft hij er 41 doorgebracht te Utrecht. Hij was zeer lang van gestalte, maar ook buitengewoon corpulent.

Men zeide zelfs, dat de deur van sommige kansels voor hem te eng was. Hij reed dan ook meestal.

Te voet werd hij op straat zelden gezien. Bij de vromen van Utrecht stond hij in hoog aanzien, omdat zijn preeken getuigden van geestelijke ervaring.

De vrienden van Kohlbrugge konden hem echter nooit vergeven, dat hij indertijd er toe had medegewerkt om Ds Kohlbrugge den toegang tot de Nederlandsch Hervormde Kerk te versperren. Hij verkeerde veelvuldig met aanzienlijke leden der gemeente, terwijl hij den nooddruftigen met milde hand van zijn overvloed meedeelde.

Op den 16en Augustus, juist een week na zijn overlijden, hield zijn schoonzoon Ds W. J.

Jorissen Wzn een leerrede te zijner gedachtenis, welke bij Kemink en Zoon het licht zag. Van L.

Merens is niet bekend, dat hij eenig geschrift heeft uitgegeven.II. F. W. Merens, zijn zoon, theologiae doctor, werd op 3 Februari 1867, van Vlissingen beroepen, te Utrecht tot zijn dienstwerk ingeleid door zijn schoonbroeder Ds W. J. Jorissen Mzn, predikant aldaar.

Hij was een ijverig voorstander van de Christelijke school. Reeds in 1866, toen hij nog te Vlissingen stond, schreef hij aan Ds A. M. Cramer te Middelburg, naar aanleiding van diens brochure: Weest toch niet onpartijdig, een open brief: Wat willen de voorstanders van Christelijk Onderwijs? Op de bekende achtste Algemeene Vergadering van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, waar strijd gevoerd werd over de schrapping van het woord „Christelijk” in Art. 23 der Schoolwet, was als afgevaardigde van de Hulpvereeniging Utrecht ook Dr F. W. Merens tegenwoordig. Aan het einde verklaarde de Hoofdcommissie, op voorstel van Dr Merens, haar instemming met deze toelichting: dat geen ander dan Christelijk schoolonderwijs voor een Christelijk volk voldoende kan heeten; dat in de tegenwoordige Staatsinrichting geen Christelijk onderwijs van Staatswege mogelijk is; dat de verklaring, door de Regeering aan de wet gegeven, het woord Christelijk tot een onwaarheid en oorzaak van misleiding maakt, en dat wij daarom genoodzaakt zijn te begeeren, dat uit Art. 23 van deze wet het woord Christelijk weggenomen worde.

In 1888, na lezing der studie van Ds A. H. Raabe over Mr J. J. L. van der Brugghen voelde Dr Merens zich aan de eer der nagedachtenis van Groen van Prinsterer verplicht om een en ander in herinnering te brengen wat bij den schoolstrijd dreigde vergeten te worden. En zoo verscheen toen van zijn hand: Groen van Prinsterer en Van der Brugghen, eene herinnering van blijvend aanbelang.

Blijkens onderscheidene bijdragen van dezen klassiek gevormden, veelzijdig ontwikkelden man in de Stemmen voor Waarheid en Vrede was zijn theologisch-kerkelijk standpunt het ethisch-irenische. Zie o.a. in genoemd tijdschrift jg. 1895 zijn open brief aan Ds J. Eringa over de hedendaagsche confessioneele partij, en het na zijn dood (1896) nog geplaatste: Een bedroevend misverstand (Schrift en Woord Gods).

< >