Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johannes Scotus Erigena

betekenis & definitie

Oorspronkelijk Inrugena, afkomstig uit de lersche kerk, geboren tusschen 800 en 815, was sinds 843 een vriend van Karel den Kale. Hij was aan de hofschool te Parijs leeraar en leider.

Hij is kort na Karels dood gestorven, of, wat waarschijnlijker is, door Alfred den groote naar Engeland geroepen, waar hij als abt van Malmesbury circa 890 door zijn leerlingen doodgestoken werd. Scotus Erigena was in den Karolingischen tijd de eenige groote denker, die voor het eerst de filosofie en de theologische gedachten der oudheid met groote kracht en originaliteit tot een systeem omwerkte.

Duidelijk zijn in dat systeem kenbaar de invloed van den mysticus Dionysius Areopagita en de commentaren van Maximus den Confessor. Zijn voornaamste geschriften zijn: De divisione naturae libri V (God, ideeënwereld en logos, de wereld, de mensch, de terugkeer der dingen in God) 854, en de divina praedestinatione 851.

Een grondgedachte, waarvan hij uitgaat, is dat de echte filosofie en de echte theologie één zijn. Verstand en autoriteit kunnen elkander niet tegenspreken, omdat ze beide uit God zijn.

Hij was neo-Platonist. Zoo o.a. in de leer der Drieëenheid.

Hij had er geen bezwaren tegen, om de drie personen te noemen drie namen van verhoudingen (relationes) in God. Hij laat, geheel pantheïstisch, de wereld in God opgaan en God in de wereld.

De terugkeer in God, die met Christus is begonnen, is eigenlijk niets anders dan de opheffing der eindige existentie.De praedestinatie was volgens Scotus niet tweezijdig (verkiezing en verwerping), hij erkende alleen een verkiezing tot het goede en de zaligheid. Een verkiezing tot de verdoemenis erkende hij niet. Zonde en dood waren niets positiefs.

Paus Nikolaas I ontbood Scotus naar Rome, maar Karel de Kale beschermde hem. In den avondmaalsstrijd van Berengarius veroordeelde de Synode van Vercelli 1050 het geschrift van Ratramnus: de eucharistia, alsof het van Scotus ware. De tijdgenooten van Scotus hebben lang niet altijd de gevaren gezien, die door zijn stellingen dreigden. Paus Honorius III veroordeelde in 1225 het geschrift: de divisione naturae. Scotus werd beschuldigd van neo-Platonisch Pantheïsme. Paus Honorius gaf bevel, dat men alle exemplaren op zou zoeken en daarna zou verbranden.