Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johannes Falk

betekenis & definitie

Schrijver en filantroop, geboren te Danzig in 1768. Met moeite kwam de arme knaap op het gymnasium en op de universiteit.

De raad van Danzig steunde hem finantieel. In Halle studeerde hij theologie en oude en nieuwe letteren.

Hij zette zich later in Weimar neder en werd vriendelijk ontvangen door Goethe, Herder en Wieland. Zijn eerste geschriften deden meer verwachten dan hij later gegeven heeft.

Enkele voortreffelijke liederen zijn van zijn hand, o.a. het zeer bekende en geliefde: O du fröhliche, o du selige, gnaden bringende Weinachtszeit. Na den slag bij Jena werd hij benoemd fot legatieraad.

Eerst na 1813 kwam hij tot het inzicht van den weg, dien hij te bewandelen had. Hij wilde zich van het schrijven van boeken verder onthouden, maar zich alleen wijden aan liefdearbeid.

Zijn eigen smart (hij verloor in korten tijd vier kinderen) en de ellende, waarin zijn vaderland na de vrijheidsoorlogen verkeerde, verwekten in hem een begeerte, om op het gebied der barmhartigheid arbeidzaam te mogen zijn. In 1835 stichtte hij de Vereeniging van vrienden in den nood, welke vereeniging arbeidde in het belang van kinderen, die door den oorlog weezen geworden waren.

Hij stichtte ook het Lutherhof in Weimar, dat nog altoos heet Falks instituut.

Falk was de Christelijke levensbeschouwing toegedaan.

Hij was een voorlooper van de z. g. n. inwendige zending. Door zijn werken der liefde en der barmhartigheid heeft hij meer gepraesteerd dan door zijn geschriften.

< >