Protestantsche kèrkgeschiedschrijver, geboren 1793 in Petershagen. Hij werd opgevoed in het weeshuis te Halle.
In 1819 werd hij hoogleeraar in Bonn, in 1831 in Göttingen. Hij stierf in 1854.
Hij behoorde tot de historisch-critische rationalisten. Zijn hoofdwerk is Lehrbuch der Kirchengeschichte, 5 dln.
Dit boek munt vooral uit door de opgave der bronnen. Met objectiviteit wordt de kerkgeschiedenis beschreven.
Vele verhandelingen van Gieseler zooals die over Nazareeërs, Ebionieten, Manicheeën en Katharen, Paulicianen e. a. hebben veel licht doen opgaan over terreinen, die tevoren in donkerheid gehuld waren.