Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Harnas

betekenis & definitie

Van het Keltische haiarn, ijzer. l.De beschermende metalen wapenrusting van een krijger, Hebreeuwsch neschek, het te zamen gevoegde (1 Kon. 10 : 25). Harnassen behoorden tot de geschenken, die men den koningen gaf.

De voegen tusschen de bijzondere deelen zocht de aanvaller met den pijl, het zwaard of de lans te treffen (1 Kon. 22 : 34). 2. Op de meeste plaatsen staat harnas, volgens den grondtekst, in wij deren zin voor de gansche wapenrusting (Deut. 1 : 41 ; Richt. 18 : 16 v.; 1 Sam. 8 : 12; Pred. 9 : 18; 1 Macc. 3 : 3; 2 Macc. 15 : 21), of: alles, wat men den verslagen vijand uittrekt, chalizoth, de buitgemaakte wapenrusting, die men bij de heidenen (1 Sam. 31 : 10; 1 Macc. 6 : 2), in de afgodstempels als toewijdingsgeschenken pleegde op te hangen.De Maccabeër Simon liet (1 Macc. 13 : 29), op het mausoleum of prachtige praalgraf, dat hij te Modin liet oprichten ter eere van zijn ouders en broeder, hun panoplia, d. i. al hun wapenen, ophangen. Ook in het Nieuwe Testament staat voor harnas in den grondtekst panoplia, de gansche wapenrusting, in sommige gelijkenissen; in Luc. 11 : 22: van de wapenen, door den Satan tegen het Godsrijk tot zijn bescherming gebezigd; Ef. 6 : 11 : van de goddelijke schutswapenen, die den geloovigen Christen in den strijd tegen den Satan worden geschonken en die in vs. 14—17 worden opgenoemd.

< >