D. i. de kerk in het Oosten die zich in 1054 van de Westersche kerk losmaakte. De benaming Grieksch-catholiek neemt geen Grieksch-orthodoxe op de lippen, omdat Catholiek aan Rome herinnert.
De naam is Grieksch-orthodoxe kerk.Haar ontstaan Het eerste Trullaansche concilie (680) had een overwinning aan den patriarch van Rome, paus Agatho, bezorgd. De Monotheleten waren veroordeeld. De leer van de twee willen was vastgesteld. Daarover waren de Oosterschen ontsticht. Het tweede Trullaansche concilie te Constantinopel (692) bracht een zegepraal aan de Oostersche kerk. Enkele van de besluiten, aldaar genomen, luidden als volgt:
1°. de bisschop van Rome zou geen meerdere rechten bezitten dan die van Constantinopel;
2°. aan diakenen en priesters wordt het huwelijk toegestaan, alleen de bisschoppen moesten ongehuwd zijn;
3°. op Zaterdag moest in de quadragesima niet gevast worden;
4°. het eten van bloed en het verstikte werd afgekeurd;
5°. de voorstelling van Christus onder de gedaante van een lam werd verboden.
Over den uitgang van den Heiligen Geest werd op dit concilie niet gesproken. In 867 werd weder een concilie te Constantinopel gehouden. Daar werd de Westersche kerk van vier dingen beschuldigd:
1°. er werd op Zaterdag gevast;
2°. men duldde aldaar geen gehuwde priesters;
3°. men erkende de zalving door presbyters niet;
4°. men had de leer der kerk vervalscht door het opnemen van de woorden filioque (zie het art.) in de belijdenis.
Het moest eindelijk wel tot een breuk komen. Keizer Constantinus Monomachus zocht de vriendschap van den paus, maar de patriarch van Constantinopel, Michael Cerularius, wenschte geen toenadering tot Rome. In gemeenschap met den metropolitaan van Bulgarije, Leo van Achrida, zond hij in 1053 een schrijven aan den bisschop van Apulei, Johannes van Frani, in welk schrijven hij de Westersche kerk van nog meer ketterijen beschuldigde als op de Synode van 867 door Fotius gedaan was. Hij noemde o.a. het gebruik van ongezuurd brood bij het avondmaal, het eten van bloed en het verstikte en men had het Hallelujah gedurende den vastentijd afgeschaft. Deze brief kwam in handen van kardinaal Humbert, die hem aan paus Leo IX voorlegde. Een heftige briefwisseling was het gevolg daarvan.
De keizer trachtte de eenheid te bewaren. Op zijn verzoek zond de paus drie gezanten naar Constantinopel, onder wie ook Humbert behoorde. De keizer dwong wel den abt Niketas Pectoratus een strijdschrift te verbranden in tegenwoordigheid der pauselijke legaten, maar de patriarch wilde van geen toegeven weten. Deze gevoelde zich sterk door den steun van het volk en de geestelijkheid. Eindelijk legden de legaten op het altaar van de Sofiakerk een excommunicatiegeschrift neder (16 Juli 1054). Michael Cerularius riep nu dadelijk een synode bijeen en hij besloot met de patriarchen van Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem de excommunicatie te beantwoorden.
Daardoor was de scheiding een voldongen feit geworden. De ééne apostolische kerk, catholiek van karakter, was intusschen gescheurd, de Grieksch-orthodoxe kerk was ontstaan.
Haar belijdenis, leer, kerkregeering en eeredienst De geloofsleer van de Grieksche kerk berust op den Bijbel en de uitspraken der eerste zeven oecumenische conciliën. Als symbool geldt de NieuwConstantinopolitaansche geloofsbelijdenis. Onder de nieuwere geloofsbelijdenissen zijn de belangrijkste
1°. de confessie van den metropoliet Petras Mogilas van Kieuw (✝ 1647) de z. g. Confessio orthodoxa;
2°. de door de Synode van Jeruzalem (1072) aangenomen confessie van haar voorzitter, patriarch Dositheus;
3°. de confessie van Metrophanes Kritopoulos, patriarch van Alexandrië (✝ 1630).
In verschillende leerstukken denkt de Oostersche kerk als de Westersche. Zij heeft zeven sacramenten. Zij onderschrijft de leer der transsubstantiatie en die van de mis, zij heeft haar Maria-, heiligen-, beelden- en reliquieën-dienst. Zij leert de noodzakelijkheid van het vasten en de verdienstelijkheid der goede werken. Zij denkt over de hiërarchie, de beletselen van het huwelijk, en het kloosterleven precies als de Westersche kerk.
Een groot verschil met de kerk van het Westen is haar belijdenis, dat de Heilige Geest alleen van den Vader uitgaat en dus niet van den Zoon. Voorts bestaan de volgende verschilpunten. De Oostersche kerk erkent geen zichtbaren plaatsbekleder van Christus op aarde en zij verwerpt de leer van een onfeilbaar kerkelijk opperhoofd. Wel leert zij een zichtbare onfeilbare kerk. Zij maakt in de sacramenten onderscheid tusschen sacramenten van hoogeren rang (doop, avondmaal, biecht) en van lageren rang (de overige). Zij verricht den doop door drievoudige onderdompeling.
Zij leert de noodzakelijkheid van zalving met olie. Zij erkent alleen de ordinantie van bisschoppen. Zij gebruikt bij het avondmaal, waartoe ook kinderen toegelaten worden, gezuurd brood en met water gemengden wijn. De wijn wordt ook aan de leeken gegeven. Het huwelijk is alleen aan de bisschoppen verboden, de wereldlijke geestelijkheid mag huwen, maar slechts met een maagd. Een tweede huwelijk is aan de geestelijken verboden, aan de leeken een vierde.
De Oostersche kerk kent geen vagevuur, zij duldt geen gehouwen, gesneden of gegoten beelden, wel geschilderde en met edelsteenen versierde Christus- en heiligenbeelden als voorwerpen van godsdienstige vereering. Het laatste oliesel is slechts een geneesmiddel en wel voor zieken. Zij gelooft eene, heilige, catholieke en dus apostolische kerk. De zichtbare hoofden zijn de bisschoppen, die de door den Heiligen Geest aangewezen plaatsvervangers van Christus zijn.
Het kerkelijk bestuur berust bij de bisschoppen, die afstammen van de apostelen en door handoplegging en onafgebroken nog voort blijven bestaan. De geestelijke stand bestaat uit wereldlijke geestelijken en monniken. De laatste genieten het grootste aanzien. De bisschoppen worden bijna zonder uitzondering uit de monniken (gewoonlijk uit de archimandrieten en hegoemen d. i. abten en priors) gekozen. De bisschop is het hoofd van een parochie (eparchie). Door wijding zet hij de andere ambten in. Onder hem staan de popen (priesters), diakenen, lampadariërs, psalters of cantoren en anagnosten of voorlezers.
Het monnikenwezen staat in de Oostersche kerk niet zoo hoog aangeschreven als in de Westersche. Van bijzondere beteekenis is de monnikenrepubliek op den berg Athos (20 kloosters met 7521 monniken).
De eeredienst is als volgt ingericht. Het middelpunt is de mis, die slechts eenmaal daags vóór zonsopgang gelezen wordt. Voorts worden pericopen (gedeelten van den Bijbel) gelezen, er wordt gebeden en de geloofsbelijdenis wordt voorgedragen. Bij dat alles is de gemeente tegenwoordig. Bij het bidden wenden priesters en gemeente zich naar het Oosten. Alleen met Pinkster wordt in de kerk geknield.
Instrumentale muziek is in de kerk verboden. Het prediken had vroeger in het geheel niet plaats. Alleen werden oude homiliën voorgelezen, wat thans nog geschiedt. Toch heeft men hier en daar ook de prediking ingevoerd, bijv. in Athene. De taal van den eeredienst is verschillend. In Griekenland gebruikt men het Grieksch, bij de Russen en andere Slavische volken het oud-Slavisch.
Hoewel de Grieksche kerk in leer één is, bestaan er toch afzonderlijke kerkgroepen. Tegenwoordig kan men 15 groepen onderscheiden:
1°. het patriarchaat van Constantinopel. De patriarch wordt door het volk gekozen en door de Porte benoemd. Hem staat terzijde een synode van 12 metropolieten voor geestelijke en kerkrechtelijke zaken; er is een gemengde raad van bisschoppen en leeken voor wereldlijke zaken.
2°. Het patriarchaat van Alexandrië (8000).
3°. Het patriarchaat van Antiochië (100.000).
4°. Het patriarchaat van Jeruzalem (15000).
5°. Het aartsbisdom Cyprus (150.000).
6°. De kerk in Griekenland (2 millioen), sedert 1833 zelfstandig, bestuurd door den metropoliet van Athene.
7°. De kerk in Rusland (85 millioen). Er bestaat een heilige dirigeerende synode, waar vroeger de czaar het hoofd van was. Deze kerk heeft onder het Bolsjewisme zwaar geleden. Zij heeft de berooving harer goederen moeten aanzien. Honderden slachtoffers zijn er gevallen, vooral onder de geestelijken. De godsdienst is vrij in Rusland; maar de haat tegen alle positief Christendom is er vlammend. De propaganda van het Atheïsme is sterk. Toch blijft er hier en daar vraag naar den waren dienst van God.
8°. De Servisch-orthodoxe kerk in Montenegro (220.000).
9°. De kerk in het koninkrijk Servië (2½ millioen) onder den metropoliet van Belgrado en de synode.
10°. De kerk van Roemenië (5½ millioen) onder den metropoliet van Boekarest en de synode.
11 °. De Bulgaarschorthodoxe kerk (exarchont).
12°. De Servisch-kerkelijke provincie van Hongarije onder den metropoliet van Karlourten.
13°. De Roemeensch kerkelijke provincie onder den metropoliet van Hermannstadt.
14°. De Cisleitaansche kerkelijke provincie onder den metropoliet van Czernowetz.
15°. Het aartsbisdom Sinai.
Vereeniging Meer dan eens is beproefd de breuk tusschen de Westersche kerk en de Oostersche te heelen, maar tevergeefs. Noch op het concilie te Lyon (1275), noch op dat te Florence (1439) gelukte het. (Zie Florentijnsch concilie). Toen de Turken Constantinopel innamen werd nog een verzoeningsfeest gevierd (1452) en door een pauselijken kardinaal een mis gelezen in de Sofiakerk, maar dat was maar een voorbijgaand verschijnsel. De Turken namen Constantinopel (1453), de Sofiakerk werd een moskee, maar sultan Mohammed erkende den patriarch Gennedias en liet hem zijn kerkelijke zelfstandigheid behouden.
In de 16e en 17e eeuw werden pogingen tot vereeniging aangewend met de Lutherschen en Gereformeerden. Demetrios Mysos vertoefde in 1559 enkele maanden bij Melanchton. Hij nam een Grieksche vertaling van de Augsburgsche confessie mede naar zijn vaderland. In 1569 boden de Tübinger theologen aan den patriarch Jeremias II door middel van een gezantschapsprediker weder een vertaling aan van de Augsburgsche confessie, maar tevergeefs.
In het begin van de 17e eeuw hield Cyrillas Lukaris uit Candia, die langen tijd te Genève geweest was, briefwisseling met voorname Gereformeerde theologen. Hij beoogde vereeniging van de Grieksche kerk met de Gereformeerde kerken. Hij stelde zelfs een confessie op, die Gereformeerd geleek, maar hij werd in 1638 gevangen genomen en als verrader geworgd.
De Roomsche kerk heeft de pogingen tot vereeniging nog niet opgegeven. De encycliek Praeclara van Leo XIII (1894) werd echter door den patriarch Anthimos afwijzend beantwoord. De Oud-Catholieken en de hoog-kerkelijke partij in de Anglicaansche kerk hebben in de laatste jaren ook vereeniging met de Grieksch-orthodoxe kerk gezocht, maar ook zonder vrucht.
Men kan in ’t algemeen zeggen, dat de Griekschorthodoxe kerk een petrofact gelijk geworden is. Er is weinig leven in haar.