Geboren 1797 te Darmstadt, studeerde te Göttingen onder Planck, in 1821 buitengewoon hoogleeraar in de Theologie, 1823 gewoon hoogleeraar te Marburg, 1824 in Dorpat, 1835 generaal-superintendent en hofprediker te Königsbergen, gestorven 13 Juni 1859. Hij was een theoloog, die getrouw was aan de Luthersche confessie.
Hij trad polemisch op tegen het Rationalisme. Beiträge zur evangelischen Rechtglaubichkeit, 1825, tegen de Lichtvrienden in 1845, tegen het Romanisme (Möhler).
Verder schreef hij Lehre von Christi Person und Werk, 1831. Van 1840—1856 schreef hij Die Lehre von der heiligen Liebe, een Lutheraansche ethiek (dogmatiek en ethiek tegelijk).
In dit boek volgt Sartorius de dekalogische methode.