of Bijbel van Deuxaes is de naam van den Nederlandsche Bijbel, die in 1562 verscheen bij Gilles van der Erve of Gellius Ctematius. Deze Bijbel is daarom van veel belang, omdat hij in zekeren zin de eerste Gereformeerde Nederlandsche Bijbel was, langen tijd, tot aan den Statenbijbel, in gebruik bleef en den tekst leverde voor verschillende belijdenisschriften, formulieren enz.
Hoe deze Bijbel is ontstaan, is nog niet in elk opzicht opgeheiderd. In 1566 liet Jan Utenhove te Embden bij Gellius Ctematius het eerste Nederlandsche Nieuwe Testament verschijnen, dat uit den grondtekst was vertaald en een Gereformeerd karakter droeg.
Dit Nieuwe Testament vond geen ingang m. n. omdat Utenhove geschreven had in een taal, afwijkende van de meest gebruikelijke. Dit was de reden, dat in 1559 bij denzelfden uitgever een ander Nederlandsch Nieuw Testament verscheen, vertaald doorj.
D., onder welke initialen zich waarschijnlijk verborg Johannes Dyrkinus of Dirkszoon, die tot den kring van Utenhove behoorde. Zijn vertaling is onafhankelijk van die van Utenhove tot stand gekomen en in het destijds gebruikelijke Nederlandsch geschreven.
Een herdruk van dit Nieuwe Testament, verschenen in 1561, werd in den Deuxaesbijbel opgenomen. Het Oude Testament van dezen Bijbel was nog niet uit de grondtaal overgebracht.
Het meest waarschijnlijk is er in te zien een herziening van het destijds meest gebruikte Oude Testament (het Liesveldtsche) door de hand van Godfried van Wingen, die ook tot den Embdenschen kring behoorde. De Deuxaesbijbel is gezien de omstandigheden, waaronder hij verscheen, een goede vertaling te noemen.
Met name geldt dit van die van het Nieuwe Testament, welke dan ook slechts weinig gewijzigd door de Statenvertalers is overgenomen.
Het Oude Testament had verschillende eigenaardige kantteekeningen, die afkomstig zijn van Bugenhagen, den vriend van Luther.
Een van die aanteekeningen gaf aan den Bijbel zijn naam. Ze is te vinden bij Neh. 3 : 5 en luidt: De armen moeten het cruyce draghen, de rijcke en geven niets.
Deuxaes en heeft niet. Six cinque en geeft niet.
Quater drij, die helpen vrij. Dit versje beteekent, dat de armen niet kunnen geven, de rijken niet geven, de middenstand het meeste opbrengt.
Deze en andere kantteekeningen zijn in latere uitgaven (de Deuxaesbijbel beleefde er zeer vele) veel verkort of weggelaten.