Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bezweerders

betekenis & definitie

(Deut. 18 : 11; Hand. 19: 13; Jes. 47 : 12) zijn lieden, die door het spreken van tooverwoorden onder bewierooking en andere bijgeloovige ceremoniën allerlei wonderlijke dingen verrichtten, krankheden genazen, de booze geesten uit de bezetenen dreven enz. De slangenbezweerders (Ps. 58:5; Pred. 10:11; Jer. 8:17; Sir. 12 : 13) verstonden de kunst den beet der slangen onschadelijk te maken, haar het vergif te ontnemen en ze zoo af te richten, dat zij zich naar den klank van gezongen formulieren bewogen.

De zetel dezer kunst was in oude tijden en is ook nog heden ten dage bovenal in Egypte en Indië. In zekere familiën is zij erfelijk.

Zij ruiken de slangen, zij lokken hen door den reuk van een zeker kruid uit haar schuilplaatsen te voorschijn, brengen de getergde slang tot bedaren door narkotische kruiden te kauwen en haar het verdoovende speeksel in den bek te werpen, ook als tooverstaf een palmboomlot voor te houden, welks merg de slangen beminnen. Doodenbezweerders daagden door tooverspreuken en plechtstatig gebaar, zooals zij beweerden, zielen uit de onderwereld (Lev. 20 : 6,27; 19:31), om van hen de toekomst te weten te komen.

De bezweerders fluisterden, als bekwame buiksprekers, zelf antwoorden op hun vragen, vandaar dat zij (Jes. 8 : 19, vgl. 29 : 4; 19 : 3) fluisteraars heeten. Saul, hoewel hij ze uitroeide (1 Sam. 28 : 3—10; 1 Kron. 11 : 13), nam desniettemin later opnieuw tot hen de toevlucht.

Manasse voerde ze in (2 Kon. 21 : 6; 2 Kron. 33 : 6). Josia roeide ze uit (2 Kon. 23 : 24).

Vooral onder de latere Joden ten tijde van Christus waren er velen, die deze verborgen kunst beoefenden en daarvan een winstgevend bedrijf maakten. Zij gaven voor, dat Salomo de leeraar dezer kunst is geweest, uit wiens boeken zij haar hadden geleerd.

< >