Beroep in den zin van een maatschappelijke werkkring komt in de Heilige Schrift niet voor. Het meest gelijkt nog op deze beteekenis het gebruik in 1 Cor. 7 : 20: „Een iegelijk blijve in die beroeping, waarin hij geroepen is”, doch daar wil het, evenals in Ef. 4 : 4: „gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot eene hoop uwer beroeping” toch iets meer zeggen, n.l. hetgeen waartoe men geroepen is, de roeping des menschen.
Beroep in den zin van zich wenden tot een hoogeren rechter om herziening van een vonnis vinden we b.v. in Hand. 25 : 12: „Hebt gij u op den keizer beroepen ? Gij zult tot den keizer gaan.” — In ons kerkrecht geldt dienaangaande artikel 31 der Kerkenorde: „zoo iemand zich beklaagt, door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, dezelve zal zich op een meerdere kerkelijke vergadering beroepen mogen; en ’t gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen, in deze Generale Synode besloten, zoo lang als dezelve door geene andere Generale Synode veranderd zijn.” De Synode van Dordrecht (1893, artikel 185) heeft bovendien bepaald, dat hooger beroep moet geschieden vóór de eerstvolgende samenkomst der meerdere vergadering, waarop men zich beroept, en met kennisgeving aan den scriba der yergadering, door wier besluit men zich bezwaard acht. De eerste bepaling dient om het eindeloos rekken eener zaak te voorkomen, de tweede opdat gezorgd kan worden, dat alle stukken ter tafel zijn. Voorts geldt als regel, volgens hetzelfde besluit, dat van elke uitspraak aan de belanghebbenden kennis moet gegeven worden.
Beroep komt eindelijk in kerkrechtelijken zin voor als het roepen van een predikant of proponent naar een bepaalde gemeente om aldaar te arbeiden.
Voor het uitbrengen van een beroep is noodig, dat dit geschiede door den kerkeraad met de diakenen, met onderhouding van de daarvoor geldende plaatselijke regeling, in de meeste gevallen dus na een verkiezing door de gemeente; in kerken met niet meer dan één Dienaar ook met advies van de Classe of van den hiertoe door de Classe aangewezen Consulent. Het voor de tweede maal beroepen van denzelfden Dienaar des Woords in dezelfde vacature zal niet zonder toestemming van de Classis mogen geschieden (Dordrecht 1893, art. 164). Voorts moet de beroepene natuurlijk wettig tot den dienst des Woords zijn of worden toegelaten. Is het beroep aanvaard, dan moet het door gemeente en Classis worden geapprobeerd, waartoe de naam eerst veertien dagen der gemeente moet worden voorgesteld.
Voor het opvolgen van een beroep is volgens art. 10 der Kerkenorde de bewilliging van den kerkeraad met de diakenen en het voorweten van de Classis noodig.
Ten slotte de opmerking
1° dat bij het advies der Classis over een beroep ook de vraag in aanmerking komt, of de beroepende kerk in staat is, den beroepen leeraar naar eisch van Gods Woord te onderhouden (Dordrecht 1893, art. 169),
2° dat de korte bediening eener kerk tegen haar belang strijdt, waarom den kerkeraden ernstig wordt ontraden, leeraars, die nog geen twee jaar in hun standplaats werkzaam zijn, te beroepen (Dordrecht 1893, art 168; Groningen 1899, art. 28).