Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aroër

betekenis & definitie

I. Stad in den stam van Juda(l Sam. 30 : 28, vgl. 1 Kron. 11 : 44), tegenwoordig de ruïne 'Ar’arah, drie uur ten Zuiden van Berseba.

II. Amoritische stad aan den rechteroever van de Arnon (Jos. 12 : 2; 13 : 16; Deut. 2 : 36) door de kinderen Israëls ingenomen en sinds dien tijd een Zuidelijk grenspunt tegen Moab (Deut. 2 : 36; 3 : 12; 4 : 48; Richt. 11 : 26). Later is deze stad in de macht der Moabieten gekomen. Tegenover de ruïne 'Arair.

III. Een stad in den stam Gad, Oostelijk van RabbathAmmon (Joz. 13 : 25). De Gadieten hadden de oud-Ammonietische stad vergroot en versterkt (Num. 32 : 34). Het lag waarschijnlijk in het dal van de tegenwoordige Nahr Amman. In Jes. 17 : 2 schijnen onder de „steden van Aroër” genoemd te worden de beide Aroërs in het OostJordaanland, als vertegenwoordigsters van al de steden in het Jordaanland.

< >