De Adoptiaansche strijd is ontstaan in Spanje (782—799). Een zekere Migatius had geleerd, dat de Drieëenheid aldus verstaan moest worden, dat het Goddelijk Wezen drieërlei openbaring had.
In David had zich de persoon des Vaders, in Christus, den Zone Davids, de persoon des Zoons, en in Paulus de persoon des Heiligen Geestes geopenbaard. Op een Spaansche Synode (782) trad de hartstochtelijke aartsbisschop Elipandus van Toledo tegen dezen dwaalzieken man op en vond daarbij gelegenheid om zijn gedachten over het Christologisch dogma mee te deelen.
Felix, bisschop van Urgellis, sloot zich geheel bij Elipandus aan.Zij leerden het volgende: Jezus Christus is slechts naar zijn Godheid de Zoon van God, maar naar zijn menschheid was Hij, evenals wij allen, een dienstknecht Gods. Deze dienstknecht werd echter door een besluit Gods tot Zoon aangenomen. (Vandaar hun naam Adoptianen, want „aannemen” heet in de Latijnsche taal „adoptare”). Naar zijn Goddelijke natuur is Hij de eeuwig-geborene, maar naar zijn menschelijke natuur was Hij de eerstgeborene Zoon van God. De aanneming van de menschelijke natuur tot Zoon van God is al begonnen bij zijn ontvangenis door den Heiligen Geest. Zij is duidelijk openbaar geworden bij den doop en zij is voleindigd in de opstanding.
De priester Beatus en de monnik Heterius bestreden Elipandus zoowel mondeling als schriftelijk. Toen deze zich wendde tot paus Hadrianus I, veroordeelde de paus het Adoptianisme als een Nestoriaansche ketterij. Elipandus bekommerde zich daar niet veel om, omdat hij onder de heerschappij der Saracenen stond; maar met Felix van Urgellis stond het anders. Die woonde in een gebied, dat aan Karel den Groote behoorde en, toen deze vorst, die als beschermheer van de orthodoxie wilde optreden, zich met den strijd inliet, werd het anders. De trouwe raadsman van Karel, Alcuïnus, schreef tegen het Adoptianisme. Op drie Synoden werd het veroordeeld.
Eerst te Regensburg in 792. Daar werd Felix genoodzaakt zijn ketterij af te zweren. Hij werd daarop naar paus Hadrianus I gezonden, voor wien hij zijn afzwering herhalen moest. Op de Synode te Frankfort (794) werd het Adoptianisme opnieuw veroordeeld en de uitspraak der Synode werd naar Spanje gezonden, onderteekend door paus en koning. Men bekommerde zich daar weinig om die uitspraak. Toch wist een commissie, door den koning gezonden, te bewerken, dat Felix zich nog eens aan een kerkelijk onderzoek wilde onderwerpen.
Op de Synode te Aken (799) disputeerde Felix zes dagen met Alcuïnus en hij verklaarde zich overtuigd. Tot zijn dood bleef Felix nu onder bewaking van den bisschop van Lyon. Het bleek uit door hem nagelaten geschriften, dat hij tot aan zijn dood eigenlijk het Adoptianisme getrouw gebleven was. Tot in de tweede helft der 9e eeuw bleef deze dwaling in Spanje voortleven.