Gepubliceerd op 31-12-2016

Institutionele eenheid

betekenis & definitie

Economische eenheid die wordt gekenmerkt door eenheid in gedrag en een zelfstandige beslissingsbevoegdheid bij de uitoefening van de hoofdfunctie. De eenheid is institutioneel als zij: • bij de uitoefening van haar hoofdfunctie zelfstandige beslissingsbevoegdheid bezit, dat wil zeggen verantwoordelijk en aansprakelijk is voor haar beslissingen en maatregelen; • over een volledige boekhouding beschikt, dat wil zeggen dat de eenheid, behalve over boekhoudkundige documenten met al haar economische en financiële transacties tijdens de verslagperiode, ook over een balans van activa en passiva beschikt.

Indien dit niet het geval is, moet het mogelijk of zinvol zijn om op verzoek een volledige boekhouding op te stellen Toelichting De institutionele eenheid is de werkelijke economische eenheid die zelfstandig goederen en activa kan bezitten, verplichtingen kan aangaan en economische activiteiten en transacties met andere eenheden kan verrichten. De volgende regels zijn van toepassing op instellingen die niet duidelijk alle kenmerken van een institutionele eenheid bezitten: a. huishoudens bezitten altijd zelfstandige beslissingsbevoegdheid bij de uitoefening van hun hoofdfunctie en worden derhalve als institutionele eenheden beschouwd, ook al beschikken zij niet over een volledige boekhouding; b. eenheden zonder volledige boekhouding, voor wie het niet mogelijk of zinvol is om op verzoek een volledige boekhouding op te stellen, vormen een onderdeel van de institutionele eenheden waarvan zij administratief deel uitmaken; c. eenheden met een volledige boekhouding, maar zonder zelfstandige beslissingsbevoegdheid bij de uitoefening van hun hoofdfunctie, vormen een onderdeel van de institutionele eenheden waardoor zij worden bestuurd; d. eenheden die voldoen aan de definitie van institutionele eenheid, worden ook nog als zodanig beschouwd indien zij hun boekhouding niet openbaar maken; e. eenheden die deel uitmaken van een groep van eenheden met productie en die over een volledige boekhouding beschikken, worden als institutionele eenheden beschouwd, ook al hebben zij een gedeelte van hun zelfstandige beslissingsbevoegdheid overgedragen aan de moederonderneming (holding) die de algemene leiding van de groep heeft; de holding zelf wordt ten opzichte van de eenheden die zij beheert als een afzonderlijke institutionele eenheid beschouwd, tenzij b) van toepassing is. f. quasi-vennootschappen hebben wel een volledige boekhouding, maar geen eigen rechtspersoonlijkheid. Hun economisch en financieel gedrag verschilt evenwel van dat van hun eigenaars en lijkt op dat van vennootschappen. Zij worden dus geacht zelfstandige beslissingsbevoegdheid te bezitten en worden daarom als afzonderlijke institutionele eenheden beschouwd. Voor het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) zijn de institutionele eenheden ingedeeld in vijf elkaar uitsluitende institutionele sectoren: a. sector niet-financiële vennootschappen; b. sector financiële instellingen; c. sector overheid; d. sector huishoudens; e. e) sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Zie ook: Institutionele sector