Het eerste onderstelt, dat het ymand wel gaat, en het andere, dat hy in onheil is. Doch ongegunt brood word meest gegeten.
De ouden zeiden: Die my benyden, en niet en geven, moeten my lyden, en laten leven. zy zeiden ook niet onaardig: Laat de kievit stippen, ik heb de eyeren in den hoed.