Dit zegt men van ymand die kieskaauwt, en toond dat hem eenige spyze niet wel smaakt. Losse tanden schynen wel uit hunne kassen in ’t kakebeen gerezen, en dus langer geworden te zyn.
Dan kan men daar mede niet ras en scherp toebyten. Doch een tandeloos besje lyd daar van geen ongemak.