Geb. Zwolle 18 april 1885, overl.
Alkmaar 30 september 1963. Broer van Matthieu Wiegman. Woonde en werkte in Rotterdam tot 1901, Amsterdam tot 1913, Schoorl tot 1921, Amsterdam tot 1922, Thorn, Heiloo tot 1933, Schoorl tot 1943, Wadenoijen tot 194S; daarna in Schoorl. Vormde zich zelf, ging zich pas op zijn 28ste jaar aan de kunst wijden. Was kunstschilder, graficus en keramist. Schilderde, tekende en lithografeerde goede portretten, landschappen, interieurs, stillevens enz.
Maakte houtsneden en was pottenbakker, maate tegels en steenmozaïeken. Sneed uit hout karakterpoppen. Behoorde tot de Bergense School. Gaf les aan M. Waterdrinker.EINDHOVEN -Stedelijk Van Abbemuseum: zigeunerjongen, DEN HAAG -Gemeentemuseum : bloemenstilleven; stilleven met koperen ketel; zittend boerenmeisje; poortje te Thorn. UTRECHT -Centraal Museum: het poortje te Thom; krokussen voor het venster (tekening). Rijkscollectie: rode kastanjebloesem; twee tegels in hout (aardewerk/hout); portret van zijn moeder; lila tulpen; zelfportret (1945); aardappelschillend meisje; aardewerk en twaalf poppen.
Elsevier LIl, 1917 (Kroniek), LXII, 1921 (Kroniek), LXXV, 1928 (J. Slagter, bldz. 223-232), LXXXIII, 1932 (Kroniek) en LXXXVII, 1934 (Kroniek)
D. A. Klomp: ‘In en om de Bergensche School', Amsterdam 1943; A. Venema: 'De Bergense School’ (bldz. 113-124); M. G. Spruit-Ledeboer: ‘Nederlandse Keramiek 1900-1973’, Assen-Amsterdam 1977.
Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller.