Geb. Amsterdam 11 december 1856, overl.
Laren (N.H.) 17 februari 1932. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1874, Den Haag 1874-1876, Amsterdam 1876-1879, Antwerpen 1879 tot na 1880, België (Vlaanderen), Volendam, Haarlem tot 1895, Parijs 1896-1897, Blaricum tot 1905, Katwijk tot 1908, Blaricum tot 1917, daarna in Laren (N.H.). Tot zijn 19de jaar bij een huisschilder in de leer, daarna ging hij te Antwerpen als dekoratieschilder, op de avondcursus van de Akademie v. B.K. olv. Ch. Verlat (2 jaar), daarna lessen van Th.
Verstraete. Schilderde, tekende en etste aanvankelijk landschappen, maar kreeg grote bekendheid door zijn Larense interieurs en stranden met schelpenvissers. Maakte ook zonsondergangen, naakten en portretten. Was lid van ‘Pulchri Studio’ te Den Haag, van de Antwerpse Akademie en van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan C. L.
Dake jr, J. C. van Deventer en A. L. Reelfs; raadgevingen aan B. A. van Beek. Tentoonstellingen Amsterdam 1895-1905, Maastricht 1896 en Arnhem 1901: koolveld in Vlaanderen; Volendamse kamer; het ontbijt; langs het strand; haven te Volendam; leren bidden; buurpraatje; schelpenvissers; in de moestuin; interieurs enz.
BERGEN OP ZOOM -Gemeentemuseum Markiezenhof: een schilderij. DORDRECHT -Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: moederweelde, DEN HAAG -Rijksmuseum H. W. Mesdag:boereninterieur. HAARLEM -Frans Halsmuseum : strandgezicht met vissersschepen. HILVERSUM -werk in ‘de Vaart’.
LAREN (N.H.) -Singer Museum: schelpenvisser op het strand (gem. E. Pieters); langs het strand (gem. E. Pieters 1906); ontbijttafel (gem. E.
Pieters 1914); portret van J. H. Weissenbruch; moeder en kind; zomerdag; bloemstilleven.
Elsevier XXVI, 1905 (Edward B. Koster, bldz. 291-299), LXVII, 1924 (Kroniek) en LXXII, 1926 (Kroniek).
Gram 1904; Luns; Lurasco; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller.