Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Perné, gustaaf frederik van de wall

betekenis & definitie

Geb. Apeldoorn 18 mei 1877, overl.

Amsterdam 27 december 1911. Woonde en werkte in Apeldoorn tot 1895, daarna in Amsterdam (tijdelijk in Hoog-Soeren). Leerling van W. J. Mali (leraar tek. H.B.S.) en van de Rijksnormaalschool te Amsterdam (1895-1898) o.l.v.

W. B. S. Molkenboer. Was aanvankelijk sierkunstenaar; boekbanden, batiks, snijwerk voor meubelen, enz. Ging echter in 1901 schilderen: landschappen (bossen, tussen de akkers, de Veluwe) en zeegezichten.

Heeft ook geëtst en gelithografeerd. In 1905 was hij leraar tekenen aan de Toneelschool te Amsterdam, was ook dekorontwerper. Gaf o.m. les aan J. A. Bonebakker. Was lid van ‘St Lucas’ en van de groep ‘Kunstenaars van de Idee’.Op de diverse tentoonstellingen exposeerde hij, om.: in de zandverstuivingen; schemer (tekening); sneeuw; een droeve lente; enz. Hij maakte o.m. de twee huldeblijkalbums voor het huwelijk van koningin Wilhelmina; bekend zijn ook zijn illustraties van de psalmen.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: bosgezicht ‘Mystieke paden’ (gem. Gust. van de Wall Perné 1907).

F. Berding: ‘Gust. van de Wall Perné', Amsterdam 1912.

Luns; Lurasco; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Schwencke; Thieme-Becker; Van Hall I en II; Vorsterman van Oyen; Waller.