Geb. Zutphen 9 augustus 1868, overl.
Koudekerke 25 januari 1955. Vader van Willem Vaarzon Morel. Woonde en werkte in Amsterdam, Haarlem, Arnhem 1899-1901, Oosterbeek 1905-1909, Veere 1909-1954, daarna in Koudekerke. Maakte reizen door Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland en Italië. Studeerde een half jaar in Frankrijk. Leerling van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem (1885-1887), van de Rijksnormaalschool (1887-1888), daarna van de Rijksakademie te Amsterdam (1888-1892).
Twee jaar pensionair van koningin Wilhelmina, verkreeg de 2de prijs (in 1891) uit het Willink van Collenfonds. Schilderde, aquarelleerde, tekende, etste en lithografeerde landschappen, paarden (Zeeuwse paarden), figuren (mensen en dieren) en bloemen. Heeft ook veel illustraties en affiches gemaakt. Was lid van ‘ Arti et Amicitiae’ te A’dam.DEN HAAG -Rijksmuseum H. W. Mesdag : in een bos (krijt- en pasteltekening). MIDDELBURG -Zeeuws Museum : het houten paardje.
Elsevier XLIV, 1912 (Kroniek).
J. Wesselink: ‘Schilders van den Veluwezoom' (bldz. 56-58), Amsterdam 1946. Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en II; Waller.