Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Maarel, van der

betekenis & definitie

Marinus; geb. Den Haag 1i september 1857, overl. aldaar op 17 maart 1921.

Woonde en werkte in Den Haag, Amsterdam tot 1901, daarna weer in Den Haag. Leerling van A. F. Dona, van de Akademie v. B.K. in die stad en daarna vooral van W. Maris.

Schilderde, tekende en etste stillevens, figuren, portretten, strandgezichten enz. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan F. Salberg.Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag enz. 1881-1903 (en later): stillevens;

portretten; de vismarkt in Den Haag; aan het Scheveningse strand; een visvrouw; enz.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: twee portretten van Adriaan Pit; bij de kinderwagen op het strand (gem. Maarel); vissersvrouw (gem. Van der Maarel). Rijksprentenkabinet: tekening(en). DORDRECHT -Dordrechts Museum: bloemenverkoopster. DEN HAAG -Gemeentemuseum: bloemenmarkt; Cleopatra (houtskooltekening). -Rjjksmuseum H. "W.

Mesdag: dode hond; fantasie. HEINO -Stichting Hannema-De Stuers: landschap met boerin met melkemmer (aquarel), OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: vijf tekeningen, t.w. twee studies van handen; twee riviergezichten; een dorpsgezicht. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: in het boudoir.


Elsevier XIV, 1897 (P. A. Haaxman jr, bldz. 481-496), LXIII, 1922 (Kroniek);

Maandblad v. Beeldende Kunsten 194) (Cornelis Veth, bldz. 133-134).

Gram 1904; Luns; Lurasco; Marius; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller.