Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Lieste

betekenis & definitie

Cornelis; geb. Haarlem 26 oktober 1817, overl.

Haarlem 24 juli 1861. Leerling vanj. Reekers en N.J. Roosenboom; medewerker van C. Rochussen, H. van de Sande Bakhuyzen en E. Verboeckhoven.

In 1846 wordt hij als lid vermeld van het ‘Teeken-kollegie kunst zij ons doel’ te Haarlem, waar hij woonde en werkte. In 1840 maakte hij een studiereis naar België en Duitsland. Van 1854-1856 was hij te Oosterbeek werkzaam. Landschapschilder, heeft tevens gelithografeerd. Hij behaalde in 1939 een zilveren medaille voor een winterlandschap bij de Kon. School v.

B.K. in Den Bosch. In 1842 verkreeg hij de gouden medaille voor een landschap, tentoongesteld bij ‘Felix Meritis’ te Amsterdam. In 1861 verkreeg hij een gouden medaille voor zijn ‘heideveld’ op de Amsterdamse tentoonstelling. Gaf les aan A. H. Arendsen, P.J.

C. Gabriël en H. D. Kruseman van Eken.Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1838-1863 en Leeuwarden 1855: verschillende landschappen, w.o. een bergachtig landschap; een idem met een bergbeekje; gezicht op de Gelderse heide; gezicht op de heide bij Wolfheze, figuren door C. Rochussen; een ochtendstond, gestoffeerd door H. van de Sande Bakhtjyzen; veel Zwitserse landschappen.

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: een tekening. -Stedelijk Museum: heidegezicht bij avond. HAARLEM -Teylers Stichting: avondlandschap (gem. C. Lieste 1850); landschap in Zwitserland (sepia), OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: twee tekeningen. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: een Gelders heidelandschap (gem. C. Lieste).

Kunstkronijk 1862 (bldz. 84); Die Constghesellen 3, 1948 (P. A. Scheen, bldz. 398-400).

Immerzeel; Kramm; Luns; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller; Wurzbach.

< >