Henriette Rosina Dorothea (‘Henriëtte’) ; geb. Maastricht 18 juli 1879, overl.
Den Haag 28 februari 1959. Huwde 3 maart 1904 in Haarlem met A. M. Hubregtse (geb. Haarlem 24-5-1880, overl. Bandoeng (Ned.
Indië) 9-11-1925) en hertrouwde 1 november 1927 te Amsterdam met Th. E. van Putten (geb. Amsterdam 16-11-1872, overl. Wassenaar 27-21950). Woonde en werkte in Amsterdam, Haarlem ca. 1900-1904, Amsterdam tot 1913, Den Haag tot 1914, vertrok naar Ned. Indië tot ca. 1926, Zwitserland tot 1933, Bussum I933-I949> daarna in Den Haag.
Leerlinge van de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers te Amsterdam (behaalde de akte MO. tekenen), daarna van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem o.l.v. H. M. Krabbé en later van O. W. A.
Roelofs. Schilderde, tekende en etste portretten, dieren, figuren, bloemen; in Ned. Indië schilderde zij Indische landschappen en figuren enz. Was o.m. lid van de ver. v, B.K. ‘Laren-Blaricum’. Scheen 1969; Mak van Waay.