Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Laar, jan hendrik van de

betekenis & definitie

Geb. Rotterdam i februari 1807, overl.

Rotterdam 15 mei 1874. Was leerling van C. Bakker en van het genootschap ‘Hierdoor tot Hooger’ te Rotterdam, van de Antwerpse Akademie (olv. G. Wappers, 1829-1830) en van de Akademie v. BX. in Den Haag (1839-1843).

Van 1841 af was hij te Rotterdam werkzaam. Direkteur van de in 1850 opgerichte Akademie. In 1852 werd hij lid van de Kon. Akademie te Amsterdam. Schilderde portretten, genrestukken en historische voorstellingen. Medewerker van zijn broer Bernardus van de Laar.

Gaf les aan A. v. Beest (zéér waarschijnlijk), J. N. Huys (I), E. C. Rahms, J.

M. Schmidt Crans, P. T. v. Wijngaerdt.Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam 1830-1873: de jeugd van Adriaan Brouwer; de heldendood van Herman de Ruiter; Salvator Rosa bezig het portret van een jongmeisje te schilderen; schertsend meisje bij een schildknaap; dame neemt een brief aan van een officier; de echtscheiding; Rembrandt; na de overstroming; enz.

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: een zelfportret (tekening), DEN HAAG Gemeentemuseum: een herenportret, OTTERLO -Rijksmuseum Kröller Müller: vier tekeningen. ROTTERDAM -Gemeentearchief: portret van A. van Beest (olieverf); het standbeeld van Tollens (tekening); Erasmus (tekening in kleuren). -Museum Boymans-van Beuningen: de echtscheiding, naar een gedicht van Tollens (gem. J. H. van de Laar 1846); Albrecht Beiling (gem.J. H. v. d. Laar 1847).

Hist. Galerij I (bldz. 125), II (bldz. 41); Kunstkronijk 1843/44 (bldz. 62 en 80), 1848 (bldz. 80), 1832 (bldz. 42), 1837 (bldz. 78), 1838 (bldz. 26), 1839 (bldz. 38), 1861 (bldz. 14), 1863 (bldz. 2), 1869 (bldz. 30), 1873 (bldz. 86); De Nederlandsche Leeuw 63,1943/46 (bldz. 109-113).

Huebner; Immerzeel; Kramm; Luns; Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller; Wurzbach.