Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Groot, joseph de

betekenis & definitie

Geb. Sneek 13 oktober 1828, overl.

Amsterdam 26 juni 1899. Woonde en werkte in deze stad. Leerling van de Amsterdamse Akademie (1844-1850). Schilderde genrestukken, heeft ook etsen en tekeningen gemaakt. Werd in 1869 lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. In catalogi soms vermeld als J. S. de Groot.Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag en Leeuwarden 1853-1893: Brabants interieur; oude veldwachter te Wijk aan Zee; terugkeer van het strand; voddenraper; handelaar in tabak en sigaren; spelende vissersknaap; interieur van een oudemannenhuis; het weesmeisje; het kusje bij de haard enz.

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekening(en) -Museum Willet-Holthuysen: biddende vrouw in de kerk (aquarel).

Hist. Galerij II (bldz. 240).

Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Waller.

< >