Geb. Gendringen 1830, overl.
Kleef 19 mei 1854. Reeds in 1844 leerling van B. C. Koekkoek te Kleef en later van 1846-1849 van J. B. Klombeck.
In 1850 woonde hij in Amsterdam, daarna (in 1850) begaf hij zich naar Brussel en studeerde daar onder toezicht van zijn neef W. Roelofs. Schilderde landschappen en heeft ook enkele fraaie tekeningen vervaardigd.Tentoonstellingen te Groningen in 1849, Amsterdam in 1850 en Rotterdam in 1850: bosachtig Gelders landschap; landschap met geboomte bij buiig weer; ruïne bij stormachtig weer.
Kramm; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Wurzbach.