Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Daiwaille, jean augustin

betekenis & definitie

Geb. Keulen, ged. 6 augustus 1786, overl.

Rotterdam 11 april 1850. Leerling van A. de Lelie te Amsterdam. Van 1820-1826 was hij direkteur van de Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Heeft portretten geschilderd, ook getekend in pastel; vervaardigde verder enkele landschappen en zeer fijne vruchtenstillevens. Richtte omstreeks 1826 een steendrukkerij op te Amsterdam, waarvoor hij meestal zelf de tekeningen vervaardigde; had toen veel medewerking van P. Veldhuyzen.

Gaf les aan A. J. Daiwaille, E. Th. Koekkoek-geb. Daiwaille, P.

F. Greive, L. J. Hansen, J. Hilverdink, A. Hulk, C.

Kruseman, P. M. van de Laar, J. W. May, J. Pelgrom, H. Veelwaard (II), S. de Vletter, J.

W. de Vos, A. Weiss.Tentoonstellingen te Amsterdam van 1810-1828, Haarlem in 1825 en Utrecht in 1835 en 1836: mansportretten; vrouwenportret; oude vrouw met een boek; boer met een glas in de hand; Zwitserse boerin in een landschap Jongen met een sinaasappel; meisje, een aalmoes vragend; oude vrouw met melkkan; en diverse lithografieën.

AMSTERDAM -Rijksmuseum: portret van de schilder Pieter Barbiers Pz; portret Hendrik van Demmeltraadt; portret van Jan Blanken jr; zelfportret (pastel). -Rijksprentenkabinet: enige tekeningen. -Verz. Th. Stuart: familieportret. HAARLEM -Teylers Stichting: roodkrijttekeningen; zelfportret (pastel). LEIDEN -Rijksprentenkabinet: tien tekeningen, meest figuurstudies. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: stilleven van vruchten.

Huebner; Immerzeel; Kramm; Luns; Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall port.; Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten V 2; Waller; Wurzbach.