Geb. Waalwijk 30 juli 1865, overl.
Den Haag 5 april 1962. Woonde en werkte in Waalwijk tot 1870, Bolsward tot 1875, Leiden tot 1886, Breda tot 1888, Den Haag tot 1892, Cuyk 1892, Rijswijk (Z.H.) tot 1895,München tot 1896, Dachau tot 1897, Parijs tot 1898, Anderlecht tot 1904, Nederland (Gouda, Reeuwijk enz.) tot 1910, Parijs tot 1914, Nederland tot 1918, Anderlecht tot 1936; daarna in Den Haag. Ontving de eerste tekenlessen van zijn moeder H. A. Huijgens; leerling van de avondtekenschool Mathesis Gentiarum Genetrix te Leiden tot 1883, in 1890 buitengewoon lid van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag, leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag o.l.v. Fr.
Jansen; wenken en raadgevingen van J. M. Vrolijk. Schilderde en tekende bosgezichten, zeegezichten, polder- en piassengezichten meestal met boten, maakte veel tekeningen van figuren (maaiers, tuinlieden, dienstmeisjes enz.); ook portretten.
B. van Eysselstein: ‘Oswald d’Aumerie’, Amsterdam 1953.
Scheen 1969; Vorstennan v. Oyen.