Moeder, Ezechiel 16: 44.
Dit spreekwoord bestond reeds onder de Israëlieten, gelijk Ezechiël, bij wien het voorkomt, uitdrukkelijk vermeldt; hij gebruikt het om aan het volk van Juda te verwijten dat het met al zijne afgoderij denzelfden weg heeft betreden als het vroeger geslacht. Het beantwoordt aan het evenzeer gebruikelijke spreekwoord: zoo de vader, zoo de zoon. De ervaring bewijst menigmaal de waarheid van dit spreekwoord. Daarop afgaande schrijft dan ook Cats:
Het is des werelds loop, al slaat het somtijds mis,
De dochter wordt een wijf gelijk de moeder is.
Daarmee stemt overeen het ook bij Harrebomée voorkomende:
Kwaad ei, kwaad kuiken:
Of zou ’t ei beter wezen als ’t hoen?
Dat zou de drommel doen.
Hoe weinig evenwel men recht heeft om in ’t algemeen uit de goede of kwade eigenschappen der moeder tot die der dochter te besluiten, of omgekeerd, behoeft geen betoog.